Met een rotgang schiet de wesp door het open raam naar binnen. In een rechte lijn scheert het beestje richting de kamerdeur, om daar abrupt om te keren en linea recta terug te vliegen naar het open raam, dat hij op een haar na mist. Met een ferme tik belandt het beest tegen het glas. Het duikelt omlaag. En blijft een paar seconden zitten in het kozijn. Als het een gezicht had gehad, dan had ik het nu willen zien. Verbouwereerd. Met stomheid geslagen. Flabbergasted, zou de generatie onder mij nu zeggen in goed Nederlands.

In een veel rustiger tempo begint het insect zijn zoektocht naar zijn vrijheid. Een zoektocht die nog dagen zou kunnen duren en dikwijls eindigt in een reddeloos einde op het rugschild in de vensterbank. Mevrouw stemband, wat hebt u nu geleerd?

Moet ik de zoemer bestempelen als hardloper of hoogvlieger? Terwijl ik dit dilemma overpeins schiet het beestje langs mij heen het raam uit. Twijfelend knijp ik mijn ogen toe in de richting waarin het als een stipje verdwijnt. In de verte kondigt een roodbruine sluier over de bomen de herfst al aan. De zomerse dagen zijn nog niet ten einde. Althans… voorlopig niet.