Laatst was ik in de Millingerwaard, één van de eerste uiterwaarden van de Waal. De Millingerwaard is er voor de Nijmegenaren. Hordes toeristen, dagjesmensen, wandelaars en fietsers komen op zondag vanuit de Keizerstad en verder naar de Millingerwaard. Waarom eigenlijk? Om te recreëren. Nederlanders recreëren op zondag. In de Millingerwaard gaat het dan vooral om de theetuin, diep verscholen in het groen, vlakbij de rivier. En dan is er nog de natuur zelf, waar je lekker in kunt rondkuieren. Je mag er gaan en staan waar je wil. En dat is bijzonder.

De Nederlandse natuur is kijknatuur, of eigenlijk: geen natuur. Er zijn mensen die zeggen: Nederlandse natuur bestaat niet, omdat alles is aangelegd. In de Millingerwaard is dat inderdaad het geval. Het had eigenlijk een modderpoel moeten zijn, met hier en daar wat gras, dat elk jaar weer onderloopt met Duits Rijnwater. Of Waalwater, zo je wilt. Maar jaren geleden al, werd bepaald dat er in de Millingerwaard natuur moest komen. En die kwam er. Natuur zoals dat zit in de hoofden van de Nijmegenaar. Riviernatuur, op afroep beschikbaar. Bossen, poelen, otters, bevers en zwanen. En bloemen, veel bloemen.

Nu lopen we er in optocht, verlangend naar een kop thee of een goed gesprek. We kijken collectief naar de natuur, snuiven de natuur, ja, consumeren de natuur. Het zandpad is breed, er staan geen hekken. Op een groot bord bij de dijk staat dat de paden ook verlaten mogen worden, om te struinen door de waarden. Maar de moeder even verderop roept haar kinderen terug. Het gras zou wel eens vlekken kunnen geven.

[foto: www.ark.eu]