Het oude streekbusstation ligt er maar verlaten bij. Werkeloos, sinds het nieuwe busstation in gebruik is. De halteborden staan er nog. Ontdaan van informatie, als stille getuigen van de vroegere ochtenddynamiek. Het beton ademt nog de frustratie van duizenden op een haar na gemiste bussen. Op mijn netvlies het beeld van de chauffeur die stoïcijns zijn bus de bocht om zwaait, de Oosterlaan op. Een plek van kortstondig wachten is getransformeerd tot een plek waar men langsloopt, onderweg van fiets naar station. Een tijdelijke plek is permanent geworden.

Toch hangt er nu weer een tijdelijke sfeer. Voor heel even is het streekbusstation een bouwplaats. De buslanen zijn bedolven onder fietsenrekken, in grote stapels opeengepakt achter hekken die voor even zijn vastgeklonken aan het beton waaraan afgelopen zomer nog het rubber van de grote banden van de bussen plakte. Goten die straks met kabaal omlaag zullen worden getrokken liggen in grote stapels roerloos op hun lot te wachten.

Voor het hek staat een scooter geparkeerd, als voorschot op een nieuwe periode, waarin de chaos van de bussen laverend tussen forensen en studenten plaats maakt voor een nieuwe chaos van staal, vergeten sloten, zadeldekjes en rijen kleurige briefjes aan bagagedragers: “deze fiets wordt binnen 2 weken verwijderd”. Een nieuwe tijdelijkheid is aangebroken.