Maandagochtend, de Dappermarkt bouwt op. Een lange slinger van kramen vult de Dapperstraat. Telefoonhoesjes en panty’s komen tevoorschijn uit dozen en kisten. Hier en daar klinkt al zacht muziek, maar vele kramen zijn nog leeg. Werknemers zitten met bungelende teenslippers verveeld te wachten tot hun baas en het te verkopen goed arriveert. Het zijn zonder uitzondering mannen. Mannen met petten. Mannen met snorren. Mannen met grijs haar in een staart. Mannen met grote, knoestige handen. De mannen van de markt, wat moet de Dappermarkt zonder hen?

Op het terras van McDonalds slaan de vaste gasten het ritueel van het opbouwen gade onder het genot van een kopje goedkope koffie. Ondertussen wordt er zacht gepraat. Een man op een scooter komt aangereden en verstoort de rust. ‘Effe lachen Appie!’ roept hij luidkeels en hij grijnst erbij zoals dat alleen lukt als je goed uitgeslapen bent.

Appie staat met zijn groentekraam op de hoek recht voor het terras. Hij heeft kort licht grijzend haar en een vlotte spijkerbroek. Zijn kraam is als een van de weinigen al piekfijn op orde. De bakjes aardbeien keurig in het gelid, de prei stram rechtop. De spitskolen met de punt omhoog. Appie neemt zijn zaken serieus, dat zie je zo. Hij reageert niet op de man op de scooter. In plaats daarvan loopt hij naar zijn Mitsubishi Pajero en haalt hij geroutineerd nog wat overbekende blauwe marktkratjes uit de glimmend zwarte MPV. De achterbank staat er vol mee. De peren en aubergines detoneren flink in zo’n moderne auto. En de auto zelf is ook een vreemde eend in de bijt te midden van alle verroeste busjes en aanhangers tussen de kramen.

Na een minuut of vijf te hebben toegekeken, besluit de man op de scooter weer te gaan. Er is weinig gezegd. Hij draait zijn scooter en onder een gelaten ‘sorry Appie’ vertrekt hij weer. Appie kijkt niet op of om en legt nog wat trossen bananen recht. Hem kan niets gebeuren. Hij is klaar voor weer een dag op de Dappermarkt. Er zullen nog heel wat mannen op scooters passeren vandaag.