Voor het busstation van Zwolle is er even theater. Blauwe bussen vormen het decor. Twee mannen spelen de hoofdrol. Mannen die elkaar niet kennen, zelfs nog nooit gezien hebben. En toch spelen ze prachtig samen.

De ene man zit in een taxi. De andere rijdt op een racefiets. De taxichauffeur doet wat hij altijd doet. Hij neemt de rotonde voor het station. Hij schuift voor de rij blauwe bussen langs en zwiept zo de taxistandplaats op, die eigenlijk ook een soort bushalte is. Althans, hij is net zo diagonaal aangelegd, en heeft net zo’n iel perronetje van klinkers als de bussen is toebedeeld. Met een flinke trap op de rem komt de man tot stilstand, precies achter zijn collega, die zijn volgende klant juist helpt instappen.

Althans, zo had het moeten gaan. De tweede hoofdrolspeler gooit roet in het eten. Met zijn racefietsje wurmt hij zich langs de bussen voor de taxi langs. Dat kan niet goed gaan. Er is geen geluid. Remmen piepen niet. De man valt van zijn fiets.

Van je fiets vallen is ook een kunst. En wielrenners verstaan die kunst. Zelfs in de eindsprint van een touretappe kunnen renners nog prachtig vallen. En in de herhaling in slow motion is het nog mooier. Het zwaaiende voorwiel. De grimas. De wenteling. Het is bijna genieten, zo’n val. Maar dat is dan weer leedvermaak. Bij deze man is geen slow motion nodig. De man valt prachtig. Dit is geen val maar een buiteling. Tot twee keer toe rolt hij over de kop, precies over het diagonale perronetje van de taxistandplaats. Alsof het ervoor gemaakt is. Dan komt hij in één beweging overeind. Afsluitend veert hij nog even door zijn benen. Op het elegante af.

Kunst. Valkunst. Theater.

Hij kijkt de chauffeur indringend aan en slaat met de vlakke hand tegen het voorhoofd. Stom! Stom! Stom! De schrik en de woede spat eraf. Het is onduidelijk of hij zichzelf of de taxichauffeur de nalatigheid verwijt. De renner mankeert niets, en taxichauffeur heeft het alleen maar heel erg warm. De taxi heeft nog geen krasje. Een paar zweetdruppels op de voorbumper, daar blijft het wel bij. Het voorwiel van de racefiets is flink krom. De taxichauffeur komt uit zijn auto en er worden excuses gemaakt, gegevens uitgewisseld. Men praat nog wat na. Einde eerste acte. Het podium is weer busstation geworden.

De man heeft geluk. Hij kan meteen een taxi naar huis nemen, hij staat immers al op het perronnetje. Maar dat lijkt hem geen goed idee. Met zijn kromme fiets loopt hij naar het station. Voor hem voorlopig geen taxi’s meer.

 

foto: Google maps

foto: Google maps