Op het Mercuriusplein in Berlicum is het een drukte van belang. Het is zaterdagmorgen, Berlicum doet boodschappen. Het plein staat vol met auto’s, glanzend in de zon. Een bescheiden carillon in de hoek. Daarachter het geel van de Jumbo. Logisch. Veghel, waar het hoofdkantoor van de goedkoopste van Nederland staat, ligt om de hoek. Hier verwacht je in elk dorp met een kerk ook een gele supermarkt.

Toch is niets wat het lijkt. Dagelijks scheuren tientallen vrachtwagens de N279 af, vanuit Veghel langs Heeswijk, Middelrode en Berlicum op weg naar Den Bosch, naar de A2. Naar de Randstad. De Brabantse familiebedrijf wordt groter en groter. Tot aan de Waddeneilanden toe prijkt het geel langs straten en pleinen. En het lijkt niet te stoppen nu ook C1000 is overgenomen.

Maar pas sinds kort slaat er één vrachtwagen van de N279 rechtsaf om de Jumbo aan het Mercuriusplein te bevoorraden. Pas geleden was dit nog een Super de Boer, het merk dat inmiddels ter ziele is, zoals inmiddels alle supermarkten van Laurus. Ach ja, Laurus. Het rood van de Edah. Het groen van de Konmar. De supermarktoorlog. Dat waren nog eens tijden.

Terug naar Berlicum. Rondom de Jumbo zitten kleine winkels van het traditionele soort. Berlicum is zo’n dorp waar de lokale middenstand nog weet te overleven, tegen beter weten in. Voor de worst gaan de Balkumers, want zo heten de mensen hier, naar Keurslager Reinier Hol. Voor een nieuwe broek naar De Graaf, voor het fruit naar Versendaal. Den Bosch is verder weg dan ooit.

Voor slagerij Hol staat een beeld: het Boerke van Balkum. Een klein gedrongen mannetje met een pet. Een mènneke. Het boerke is een geschenk van bedrijfsleven en inwoners staat er op de plaquette. Een kado van Balkum voor Balkum. Men vond gewoon dat een beeld op deze plek niet zou misstaan. Een beeld dat de ‘lokale identiteit’ moest verbeelden, zoals beleidsmakers dat zo mooi kunnen zeggen. De Balkumers kozen voor een boerke. Een simpel mènneke dat doet denken aan vroeger, toen Brabanders en boeren nog synoniemen waren.

Hij leunt een tikje achterover, in een houding alsof hij elk moment met zijn duimen zijn bretels kan laten springen. Voor zijn bierbuik houdt hij een schop. Één hand nonchalant in de broekzak. Het boerke staart glazig voor zich uit, alsof de landerijen nog voor ‘m liggen. Ik wacht tot hij in plat Brabants een opmerking over het weer zal maken. Ik draai me om om te zien waar het boerke heenkijkt. Het is de ingang van de Jumbo.

20131007-095845.jpg