Als een spiegel van de ziel

Een schuldgevoel bekruipt me als ik tegenover d’Oude Bakkerij in Groningen sta. Het markante pand staat op de kop van de Korreweg in een stukje niemandsland in de Ebbingestraat. Zijn jaren ’70 stijl detoneert flink te midden van de 19e eeuwse straten aan de rand van de Groninger binnenstad. De betonnen dakpannen ademen de sfeer van Bijum, van buitenwijken en moderniteit, van bielzen en van hofjes. De saaie bakstenen worden sinds jaar en dag opgevrolijkt met felgekleurd houtwerk in rood, geel en blauw. Hoe langer ik ernaar kijk, hoe heviger dat schuldgevoel op komt zetten.

Kan men zich schuldig voelen tegenover een gebouw? Men zegt dat oude gebouwen een ziel hebben. In dat geval is een schuldgevoel zomaar mogelijk. Maar een oud gebouw is als een spiegel van de ziel: het is de bewoner die het een ziel toekent, als construct van zijn associaties, gedachten en herinneringen. Dat maakt oude gebouwen eigenlijk altijd interessanter dan pas opgeleverd beton. In prefab huist geen ziel.

Jarenlang fietste ik voorbij het jaren ’70-pand en heb ik me afgevraagd waarom een modern gebouw de naam d’oude bakkerij heeft meegekregen. Een naam als vlag op een modderschuit alsof het kunstmatig een ziel werd toegekend. Een beetje aanstellerig zelfs, met die komma. De aanname is gauw gemaakt. Vroeger een bakkerij. Grote brand in de jaren ’70. Nieuw pand met behoud van de naam want die Oude Bakkerij mag niet verloren gaan.

IMG_1424

Maar ik heb me vergist. Jarenlang was ik afgeleid door de felle kleuren of fietste ik in gedachten voorbij. Jarenlang wilde ik alleen die naam zien en keek ik niet naar het gebouw, niet naar de grote sierlijst langs de dakgoot aan de voorzijde, niet naar de kalkvoegen, niet naar de details boven de ramen op de eerste verdieping, niet naar de kleuren die waren bedoeld om de oude bakkerij aan de nieuwbouw vast te smeden, om het gebouw eenheid te geven. Jarenlang heb ik wel gekeken maar niet gezien. Ik heb dit oude pand jarenlang in gedachten tekort gedaan.

Kan men zich schuldig voelen tegenover een gebouw? Terwijl ik mijmerend de Korreweg oversteek wordt het antwoord mij in de schoot geworpen. Een dame op leeftijd en een jonge studente staan voor het kleurige pand en voeren een keuvelend gesprek tussen de generaties. Dan valt de oudere het jonge meisje bruusk in de rede: “Jij oordeelt al voordat je iets gezien hebt”. Ik krimp ineen en loop door, in de richting van het Noorderstation. De blik van d’Oude Bakkerij prikt in mijn rug. Het pand is voor even de spiegel van mijn ziel. En ik voel me schuldig. Diep schuldig.

2014-10-14T10:00:20+00:0014 oktober 2014|De vooruitgang|

Op een stille dijk

Ik draai de dijk op en zet de autoradio uit. De regen klettert op het dak maar in mijn auto kan ik een speld horen vallen. Het komt door de aanblik van het lege landschap. Het grote niets omarmt me, de stilte grijpt me. Ik ben alleen met de vogels, even één met de natuur. De kille, genadeloze dijk laat geen ruimte voor andere toeschouwers. Aan de ene kant het IJsselmeer, waar je met helder weer de vuurtoren van Urk kunt zien. Aan de andere kant het altijd troebele Markermeer. De grote troepen vogels rusten er uit op de kleine meanderende dammetjes van basalt.

Hoe hij heet, daar verschillen de meningen over. De een heeft het over Markerwaarddijk en de ander over Houtribdijk. Onlangs bracht de Flevopost hierover opheldering: de Houtribdijk is het dijklichaam, de waterkering. De Markerwaarddijk is de provinciale weg die over de dijk is heengelegd. Het is een onderscheid dat bij de ambtenaren van de provincie en Rijkswaterstaat nog wel aankomt, maar de volksmond zeker overstijgt. Bij een ongeluk op de dijk rept het filenieuws van ‘dijk Enkhuizen-Lelystad’, wat de discussie direct in perspectief plaatst.

Markerwaarddijk. Hij verwijst naar iets dat er niet is en, zoals het er nu naar uitziet, ook nooit zal komen. De dijk en zijn vorm laat zien hoe het had moeten worden, hoe groot de behoefte aan grootschalige landbouwgrond in de wederopbouwperiode nog was. Wat rest is een dunne streep op de kaart, als stille getuige van het halt dat onze inpolderingsdrift is toegeroepen. De Nederlanders en het water: het kan verkeren.

Eind jaren ’90 was er een kunstproject dat inspeelde op de stilte van de dijk. Kunstenares Moniek Toebosch bedacht een radiozender die alleen maar galmende klanken uitzond. Atonale klanken van hemelse muziek, altijd maar door, tot in het oneindige. De Engelenzender. Op 98.0 FM kwam de zender vanuit Lelystad kraakhelder de auto binnen, zodat er al rijdend door het lege landschap van de dijk en het water een intieme sfeer ontstond in de auto. Omringd door Engelenklanken doorkliefde je het desolate IJsselmeerlandschap, even alles vergetend. Tot de roodwitte borden van de haakse bocht bij Lelystad je in de rauwe werkelijkheid van het verkeer duwden en de stip op de horizon ineens een medeweggebruiker bleek te zijn.

Ach ja, de haakse bocht. Hij is onderdeel van ‘die rare lus bij Lelystad’ die alleen met een luchtfoto erbij uit te leggen is. Al jaren zijn er plannen om hem er uit te halen, zodat het verkeer vanuit Enkhuizen rechtdoor, boven Lelystad langs de polder in kan. Er is een flinke tunnel of een brug voor nodig en een heleboel geld. Maar het zou jammer zijn als de haakse bocht verdwijnt. Die eenzame bocht licht een tipje van de sluier op als het gaat om de contouren van de Markerwaard. Liggend middenin het IJsselmeer vertolkt hij de voortvarendheid waarmee de Flevopolders zijn drooggelegd. En het is tegelijk een beeld van van het voortschrijdend inzicht van de maatschappij dat een rem zette op die voortvarende ingenieurs.

Het engelengezang is inmiddels alweer jaren geleden wegbezuinigd maar die bocht in die stille dijk zal er voorlopig nog wel blijven. Haastige automobilisten zullen er hun dijkrit, dromerig of niet, even voor moeten onderbreken om gas terug te nemen. Het staat symbool voor de rem op onze inpolderingsdrang. Nederland is niet te plannen.

2014-10-07T10:00:26+00:007 oktober 2014|De vooruitgang|