‘Onze’ snelweg

Nederland heeft geen A3. Wie over de ring van Amsterdam vanaf de Zeeburgertunnel richting de Zuidas en Schiphol rijdt, ziet na de A1 en A2 ineens de A4. Daar tussenin, vlakbij de RAI had hij moeten beginnen. De A3 was oorspronkelijk gepland langs de oostkant van Amstelveen, recht omlaag, richting Gouda. Maar wie moet er nu van Amstelveen naar Gouda? De A3 werd nooit aangelegd. We zijn met zijn allen gaan geloven in het Groene Hart. Zelfs de HSL moest ervoor wijken en kreeg een tunnel. De A3 zal er nooit komen. In elk geval niet langs Amstelveen. De strook grond die er jarenlang voor was gereserveerd is inmiddels vol gezet met huizen en lege kantoren.

Gelukkig ligt er net over de grens in Duitsland wel een A3. Wie op de A12 bij Arnhem doorrijdt richting Oberhausen komt er vanzelf terecht. En die A3 lijkt inderdaad van de Nederlanders te zijn. Het Duitse stuk snelweg is een soort overgangszone. Nederland ligt achter je, maar Duitsland is nog niet echt begonnen. Richting Duitsland rijdend, wordt je ingehaald door Hollanders. En komend vanuit Duitsland… ach, vult u maar in.
Kortom, wie vanuit het Ruhrgebiet koerst richting A3, voelt zich al helemaal thuis. Bovendien klinken de plaatsnamen ook allemaal zo lekker Nederlands: Elten, Rees, Isselburg. Toch een stuk Hollandser dan Aschaffenburg, Wiesbaden, Köln of Karlsruhe.

Toch begint Nederland voor de vakantievierende Duitsers en huiswaarts kerende Hollanders nog een stukje eerder dan op dat saaie stuk A3: al ver voor Oberhausen komt het op de borden: Arnheim.
Arnheim. Het venijn zit ‘m in die i. Waarom Arnheim? Coevorden blijft immers ook gewoon Coevorden, en Venlo is gewoon Venlo. En het Groningse Nieuweschans is ook geen Neueschans. Alhoewel? Een aantal jaar geleden werd Nieuweschans ineens omgedoopt tot “Bad Nieuweschans”. Een stukje Duitsland in Nederland. Dat dan weer wel.

Op de A1 bij Amsterdam staat een bord dat zegt ‘Berlin’ en ‘København’, met een streepje door de ø. Maar omgekeerd hebben de Duitsers zich vergist. Tegen beter weten in blijft Arnhem Arnheim. En juist daarom geeft het zo’n apart gevoel om dat bord te zien, ergens tussen Duisburg en Oberhausen. Thuisgevoel, maar toch ook weer niet.

Ik rijd door het Ruhrgebiet en weet: die Duitsers hebben zich vergist. En al die witte nummerbordjes om mij heen hebben geen idee. Bij Oberhausen neem ik toch maar de afslag naar ‘onze’ A3, naar Arnheim. Daar rijd ik spoedig weer tussen de gele nummerborden van mijn landgenoten, die beter weten.

2013-06-25T08:47:48+00:0025 juni 2013|Het lege asfalt|

Telkens weer

In Zwolle vertrekken alle intercity’s ongeveer tegelijk. Elk half uur weer. Da’s handig voor de overstappers. “Dames en heren, dit is het station waar u nooit hoeft te hollen, over enkele minuten bereiken wij station Zwolle” riep een conducteur ooit eens om. En zo is het.

Op station Zwolle is het elk half uur even een drukte van jewelste. Intercity’s rollen binnen en vertrekken weer terwijl de passerelle (een duur woord voor voetgangersbrug) zich vult met passagiers die zich herverdelen over de zestien perrons. De trein naar Leeuwarden vertrekt als laatste. Terwijl de trein in de verte verdwijnt daalt de rust neer over de perrons. Het zal ongeveer twintig minuten duren voor het hele schouwspel zich herhaalt.

Toch is niet iedereen vertrokken. Achter mij staat een man op leeftijd, zo te zien verward. Voordat ik goed en wel kan vragen of ik hem kan helpen heeft hij me al aangesproken. Wild gebarend legt hij uit dat hij ‘die kant’ op moet, en hij wijst in de richting van Amersfoort. ‘Waar moet u naartoe?’ vraag ik maar voor de zekerheid, hopend dat een eenvoudige vraag leidt tot een eenvoudig antwoord. De beste man weet het niet en is helemaal ontredderd. Hij kan het zich niet herinneren maar schrijvend zal het makkelijker gaan. In plaats van pen en papier te pakken, roep ik lukraak wat bestemmingen in de buurt: Deventer, Kampen, Meppel, Dalfsen, Amersfoort… Ineens kijkt de man richting een blauwe lichtbak met witte letters: Zwolle.
‘Zwolle! daar moet ik heen!’

Voor een halve seconde denk ik dat het is opgelost, maar voor de zekerheid vraag ik toch nog even door. De man blijkt naar Deventer te moeten en heeft nu twintig heerlijke zonnige minuten op een stil perron voor de boeg.
Totdat alles weer van voren af aan begint.

IMG_0259

2013-06-18T13:39:43+00:0018 juni 2013|Treinleven|

De rode brug

Ik fiets op de brug bij Hattem. De grote rode, sierlijke spoorbrug over de IJssel die de naam ‘Hanzeboog’ heeft gekregen. Het doet Amerikaans aan. Een groot stalen bouwwerk, geschilderd in brandweerrood. Dit is een brug met hoofdletter B. Een robuust stuk staal dat je over de brede, glinsterende rivier naar huis brengt. Daniël Lohues schreef er een liedje over, “Ten Oosten van de Iessel”, dat des te meer van toepassing is op dit rode gevaarte:

“En be’j de brugge ienmoal over dan be’j zowat weer thuus”

en dat geldt dan voor “Silvolde in ’t Zuuden tot an Delfziel in het Noorden”, oftewel iedereen die via Zwolle naar het noorden/oosten van het land reist. Voor Hattemse scholieren werkt het precies andersom. Ze zitten in Zwolle op school en fietsen mij tegemoet in groepen. Roepend en schreeuwend, op zoek naar bevestiging van hun vrienden. Ze zijn zich niet bewust van de rode schoonheid die hen over de IJssel brengt.

Tussen de groepen in fietst een meisje alleen. Lange blonde haren, en een volle rugzak op de bagadrager. Een jaar of veertien zal ze zijn. Met één hand aan het stuur probeert ze haar telefoon te bedwingen. Ze is niet hier, maar ergens anders. Vriendin? Vriendje? Bezorgde moeder? Haar vegende duim is haar toegang tot de wereld. Ze let niet op en rijdt met haar fiets langzaam de berm in, geholpen door de vaart die het talud haar geeft.

Net op tijd komt ze terug in het hier en nu, en ze stuurt haar fiets terug het fietspad op. Ze kijkt op, schuldbewust, en onze blikken kruisen elkaar een fractie van een ogenblik. Ze ziet aan mij dat ik haar zoëven zag. Geen woord. En ik weet dat ze weet dat ik haar zag. En ook dát heeft ze gezien. Nogmaals, schuldbewust.

Op de achtergrond strekt de rode loper over de IJssel zich voor mij uit. Eroverheen dendert de intercity naar Groningen, met daarin allemaal mensen die “zowat weer thuus” zijn. En de rode brug? De brug slaat het allemaal stilzwijgend gade.

Hanzeboog

2013-06-11T19:54:38+00:0011 juni 2013|Het stalen ros, Van verstandhouding|

Zuppeld

Wie op de A50 rijdt en naar Heerde wil, heeft 2 keuzes: afslag Heerde of afslag Heerde Zuid. Afslag Heerde is een rare afslag. Het viaduct is er diagonaal over de snelweg gelegd en daardoor ontzettend lang geworden. Heerde-Zuid is een stuk gewoner: de snelweg gaat hier over de provinciale weg heen en er is een carpoolplaats met een McDonalds-restaurant. Tussen die twee afslagen ligt een viaduct met een prachtige naam: Zuppeld.

Ik zeg het een paar keer hardop: Zuppeld. Automatisch geef ik mijn z meer stem dan nodig: een zoemende z. Zzzzuppeld, nog onwetend over de juiste klemtoon. Zouden Heerdenaren Zuppéld zeggen? In denk aan Gerard van Velde, die uit Wapenveld komt en het ongetwijfeld weet. Hij staat aan de microfoon bij Mart Smeets, zijn lange haar nog verwrongen van het schaatspak, op de achtergrond de oranje zweem van het publiek.

Nee, van Velde zou ‘Suppult’ zeggen. Met een duidelijke th. En dan een woord als ‘prachtig’ erbij. Of ‘machtig mooi man’. Zuppeld, je zal er maar wonen. Zuppeld. Machtig mooi man. Dát blijkt te kunnen. Zuppeld blijkt een deel van Heerde zelf te zijn. Het heeft zelfs buurtvereniging. Zo gaat het poëtische er langzaamaan wel vanaf. Even verderop wordt Zuppeld gelukkig overtroffen.

Vemde.

Fluweel voor de oren. Een zachte V. Een korte e. Vemde. Het is eigenlijk te zonde om op te zoeken waarom dit viaduct Vemde heet. De naam zelf biedt al genoeg voor de nietsvermoedende automobilist om over te mijmeren – als deze na Zuppeld niet teveel is afgeleid door de grote gele M van Heerde-Zuid.

2013-06-04T19:49:07+00:004 juni 2013|Het lege asfalt|