Spiegel langs het spoor

Almere-Buiten. De naam zegt het al: een buitenwijk van Almere. Jarenlang reed ik met de trein door Almere en zag de stad groeien. Wijk na wijk vloog uit de grond. Station na station werd geopend. Bij elke treinreis zag het er weer anders uit. Brede dreven en busbanen wisselen af met frisrode fietspaden en kanalen, in Almere vaarten genoemd. Daartussen de eindeloze rijen woningen in woonwijken met namen als ’tussen de vaarten’. Men moest toch wat daar in Almere. Er kwamen ook zo snel straten en wijken bij.

Te midden van al die expansiedrift en verandering heeft een mens behoefte aan bakens. Vertrouwde plekken. Herkenningspunten. Almere-Buiten heeft dat. De zeildoeken torentjes en de verlichte kunstmaan van winkelcentrum DoeMere. De rode flats van de Regenboogbuurt die vanaf de snelweg zo mooi te zien zijn. Een rij witbakstenen woningen met geschilderde garages.

Rijtjeswoningen? In Almere-Buiten staat een wel heel bijzonder rijtje. Ergens langs het spoor hebben een aantal mensen begin jaren ’90 een trein op hun garagedeuren geschilderd. Een ouderwetse dubbeldekker, verdeeld over een stuk of zes garages. Op één garagedeur staat zelfs in wit-blauw de tekst “Delta Lloyd”, de verzekeraar die in die tijd met zijn naam op alle Dubbeldekkers prijkte.

Omdat meerdere garages meededen met het project leek het alsof je vanuit de trein in een grote spiegel keek. Dat deze werd onderbroken door randjes friswitte bakstenen, brandgangen, opritten, caravans en pas geplante conifeertjes mocht de pret niet drukken. Er ging een naief enthousiasme vanuit. Hoewel de meeste mensen die langs een spoorlijn wonen in het algemeen klagen over de voorbijrazende treinen of deze achteloos negeren, werden de dubbeldekkers hier verwelkomd. ‘Eindelijk horen we erbij, is de wereld voor ons ontsloten en is Amsterdam weer een stukje dichterbij komen te liggen’, leken de garages te zeggen. De pioniersgeest straalt er nog vanaf.

Want ja, ze zijn er nog steeds, die geelblauwe garages. Hoewel de treinen van NS al lang en breed overgeschilderd zijn en het geel geler is geworden, het blauw blauwer en Delta Lloyd zijn contract met NS allang heeft verbroken, is daar in Almere-Buiten nog steeds te zien hoe het was in die begindagen van de Flevolijn. In de tijd dat de stations nog spik en span waren en de rails nog niet verroest. Ik vraag me af of de garages inmiddels zijn verheven tot gemeentelijk monument als blijk van de polderpioniersgeest. In elk geval is de bomenrij langs het spoor ervoor onderbroken en kunnen de treinreizigers, inmiddels gezeten in grote intercity’s van Groningen tot Vlissingen, nog elke dag even in een spiegeltje kijken. Sinds de komst van de Hanzelijn is de wereld voor Almere weer groter geworden. En de garages in Almere-Buiten? Die worden meer en meer een herinnering aan die eerste pioniersdagen.

IMG_0591

2013-09-30T10:30:07+00:0030 september 2013|Treinleven|

In het gelid

Maandagochtend, de Dappermarkt bouwt op. Een lange slinger van kramen vult de Dapperstraat. Telefoonhoesjes en panty’s komen tevoorschijn uit dozen en kisten. Hier en daar klinkt al zacht muziek, maar vele kramen zijn nog leeg. Werknemers zitten met bungelende teenslippers verveeld te wachten tot hun baas en het te verkopen goed arriveert. Het zijn zonder uitzondering mannen. Mannen met petten. Mannen met snorren. Mannen met grijs haar in een staart. Mannen met grote, knoestige handen. De mannen van de markt, wat moet de Dappermarkt zonder hen?

Op het terras van McDonalds slaan de vaste gasten het ritueel van het opbouwen gade onder het genot van een kopje goedkope koffie. Ondertussen wordt er zacht gepraat. Een man op een scooter komt aangereden en verstoort de rust. ‘Effe lachen Appie!’ roept hij luidkeels en hij grijnst erbij zoals dat alleen lukt als je goed uitgeslapen bent.

Appie staat met zijn groentekraam op de hoek recht voor het terras. Hij heeft kort licht grijzend haar en een vlotte spijkerbroek. Zijn kraam is als een van de weinigen al piekfijn op orde. De bakjes aardbeien keurig in het gelid, de prei stram rechtop. De spitskolen met de punt omhoog. Appie neemt zijn zaken serieus, dat zie je zo. Hij reageert niet op de man op de scooter. In plaats daarvan loopt hij naar zijn Mitsubishi Pajero en haalt hij geroutineerd nog wat overbekende blauwe marktkratjes uit de glimmend zwarte MPV. De achterbank staat er vol mee. De peren en aubergines detoneren flink in zo’n moderne auto. En de auto zelf is ook een vreemde eend in de bijt te midden van alle verroeste busjes en aanhangers tussen de kramen.

Na een minuut of vijf te hebben toegekeken, besluit de man op de scooter weer te gaan. Er is weinig gezegd. Hij draait zijn scooter en onder een gelaten ‘sorry Appie’ vertrekt hij weer. Appie kijkt niet op of om en legt nog wat trossen bananen recht. Hem kan niets gebeuren. Hij is klaar voor weer een dag op de Dappermarkt. Er zullen nog heel wat mannen op scooters passeren vandaag.

2013-09-23T10:15:20+00:0023 september 2013|Straattheater|

Er hangt iets in de lucht

Het is zondagmiddag en de lucht betrekt boven het Kaaiplein in Oude-Tonge, één van de grotere plaatsen op Goeree-Overflakkee. Er zit regen in de lucht, dat merk je aan alles. De wolken krijgen donkergrijze randen en rollen razend langs de hemel. Zij die nog op straat zijn, versnellen hun pas. Er gaat iets gebeuren, er hangt iets in de lucht. Ik mag die sfeer wel, zo verwachtingsvol en tegelijk gelaten, want er iets aan veranderen kun je toch niet.

Het Kaaiplein is het centrale plein van Oude-Tonge. Vroeger was hier de havenkom. Pakhuisjes herinneren aan levendige handel. De handelskade verderop ligt braak, in afwachting van nieuwe appartementencomplexen. Een enkele kroeg en hotel-restaurant zorgen voor een beetje reuring. Langs het Kaaiplein ligt het overblijfsel van de haven: een smalle vaart vol bootjes die Oude-Tonge met het water, het Volkerrak, verbindt. Halverwege de vaart ligt een slapersdijk waarin een smalle en diepe sluis ligt weg te roesten. Daarachter gaat de vaart over in wat ecologen een watergang zouden noemen. De natuur tiert er welig. tussen het riet is het watertje nog net breed genoeg voor de motorjachten uit het dorp. Een stukje verderop ligt de dijk, de waker, die Oude-Tonge het zicht op het water ontneemt, onderbroken door een nog smallere en diepere sluis. Het laatste beetje haven-gevoel dat er nog was ebt weg. De strijd tegen het water wint het van folklore.

Ik loop vanaf het Kaaiplein langs de kroegen de Voorstraat in. Aan het einde van de straat doemt de Hervormde kerk op, een kloek gebouw met een flink verzakte toren. Het is inmiddels kwart voor zes. Uit alle hoeken en gaten komen de kerkgangers tevoorschijn. De heren in pak, de dames met hoed. Één voor één verdwijnen ze de door de zijdeur, ook al flink verzakt, de kerk in. Een Hyundai I10, type koekblik, stopt voor de kerk en levert nog drie laatkomers af. Het zijn dames op leeftijd. Een voor een stappen ze uit, zetten ze de hoed op en schuifelen ze de kerk in. Het duurt nog een minuut of twee en dan zet het orgel in. De muziek walst door de Voorstraat, maar op straat kun je een speld horen vallen. De eerste regendruppels kleuren de klinkers. Oude-Tonge laat het gelaten over zich heen komen.

20130915-211140.jpg

2013-09-16T09:30:28+00:0016 september 2013|Straattheater|

Noorderplantsoen

Jaren geleden maakte ik kennis met het Noorderplantsoen in Groningen. Ik liep door de Oranjebuurt, en pal achter de Nassaulaan lag daar ineens een grote vijver in het groen: het Noorderplantsoen.

Het Noorderplantsoen is een park met vijverpartijen, paden en lanen. Heel klassiek. Het functioneert als stadspark, maar zo heet het niet. Het stadspark werd pas later aan de zuidkant van de stad aangelegd, en heet stadspárk, met de Groningse klemtoon op het park. Het Noorderplantsoen heeft geen last van klemtoonverwarring. Een plantsoen is immers overal gewoon plantsoen.

Er zijn taferelen zoals in elk park. Studenten op de trappen langs de vijver, de wilgen hangend in het water. Een dame op leeftijd die de voorbijgangers aan zich voorbij laat gaan, haar hondje fier naast haar, zittend op de bank. En een koffietent met de mooiste naam van Nederland: ‘Jantje zag eens pruimen hangen’ – inmiddels is die naam alweer verleden tijd. Zonde, want die naam maakte indruk, die eerste keer in het Noorderplantsoen.

Ik liep het fietspad af, dat nog druk was voor een park. Maar niet voor het Noorderplantsoen. Dat is geknipt voor grote stromen fietsers. Het is een perfecte verbinding van het noorden naar het westen van de stad. Zó perfect zelfs, dat de Ronde van Italië het plantsoen in zijn proloog had opgenomen. De renners vlogen vanuit de Ebbingestraat zó het plantsoen in passeerde de straten die het park kruisen, zonder dat je er erg in hebt. Kerklaan, Moesstraat, en uiteindelijk de Wilhelminasingel.

Ik deed de route net omgekeerd en kwam uit bij de Nieuw Ebbingestraat. Daar trof ik een fontein in de vorm van een gezicht, een beeld dat mij om diverse redenen nog lang zal heugen. Zo moest ik er laatst nog aan denken, toen ik in het Amsterdamse Oosterpark voor het gedenkbeeld ‘de Schreeuw’ voor Theo van Gogh stond. Ook zo’n gezichtsprofiel. Ook zo’n blauwgroene kleur. Maar zonder fontein toch niet helemaal compleet.

Ik keerde om en deed het park nog een keer, want het was beslist de moeite waard. De Moesstraat, het gezicht op de Nieuwe Boteringestraat. De vijver. ‘Jantje’ en de fietsers. De Kerklaan. De dame met haar hond, inmiddels twee bankjes verder. De hangende studenten, de skatende tiener en tot slot de kinderspeelplaats vlakbij de Nassaulaan. Thuisgekomen deed ik de radio aan en hoorde ik het nieuws over twee vliegtuigen die twee torens hadden doorboord, en ik was blij dat ik die dag dat Groningse park had leren kennen.

foto: Gideon de Kok

foto: Gideon de Kok

2013-09-10T09:30:57+00:0010 september 2013|Straattheater|

Eeuwige bocht naar links

De rotonde heeft afgelopen jaren een opmars gemaakt. Was het vroeger een zeldzaamheid, tegenwoordig is de rotonde gemeengoed geworden. Je treft ze echt overal aan. Zelfs de kleinste kruisingen in nieuwbouwwijken worden al voorzien van rotondes, vaak nét iets te krap aangelegd. Er zijn zelfs al geschilderde rondjes op kruisingen gesignaleerd, met van die grote witgeschilderde pijlen op het asfalt om het verkeer de rondgaande beweging te laten maken. Het stemt me licht weemoedig. Waar is de rotonde als groot rond verkeerskundig gebaar gebleven?

De rotonde zelf is ook ingewikkelder geworden. Vroeger was het concept van kinderlijke eenvoud. Laat het verkeer op een kruising een rondje rijden tegen de klok in, en klaar. Het Keizer Karelplein in Nijmegen is het Nederlandse voorbeeld van de oerrotonde. Op een enkele toeterende toerist na, doet de rotonde zijn werk. De rotonde is rond, het verkeer draait. Zo moet het zijn. Nu kennen we fietsrotondes, turborotondes, en in Staphorst ligt zelfs een ‘Stovonde’ (de Staphorster Ovalen Rotonde). Er zijn rijbanen, betonnen randen, bypasses, voorsorteerstroken, alles om het verkeer nóg sneller af te wikkelen.

Die overdaad aan soorten en maten rotondes doet verlangen naar eenvoud. Een echte rotonde, zoals die oorspronkelijk is bedoeld. Eentje zonder stoplichten waar je, eenmaal erop gedraaid, eeuwig naar links lijkt te moeten sturen terwijl je geen idee hebt wie er met je mee draaien, want de overkant van de rotonde is niet te zien. Een rotonde met een park in het midden met treurwilgen en een vijvertje. Eentje met de romantiek van het eeuwige draaien naar links, het eindeloze rondgaan van het verkeer en de identieke afslagen, allemaal in een flauwe bocht rechtsaf. Zo’n rotonde dus.

Joure is de enige plek in Nederland waar dat nog kan. Hier kruisen de A6 en de A7, en ook de lokale Geert Knolweg komt op de rotonde uit. Die weg heeft zelf na een meter of 50 weer zo’n klein wijk-rotondetje. De lokale Q-liner heeft het er maar moeilijk mee. Maar het mooiste van de rotonde van Joure is het bord dat je tegenkomt bij de afslag naar de A7 richting de Afsluitdijk. “Amsterdam rechtsaf A7, Amsterdam linksaf A6”. Er gaat iets Frans vanuit dat bord: welke weg je ook neemt, je komt altijd in de hoofdstad uit. Nederland is klein, zo blijkt maar weer.

Laatst reed ik er langs en was het er ineens niet meer. Lichtblauwe blokken waren over het grauwe donkerblauwe bord geplakt. Voor de A7 werd alleen Joure-West en Sneek aangegeven. De route naar Amsterdam via de Afsluitdijk wordt kennelijk als bekend verondersteld. Zoals de vrijheid van de automobilist op rotondes wordt ingeperkt met bypasses, betonnen randen en voorsorteerstroken, zo wordt de automobilist op het vlak van navigatie ook geen keus meer gegeven. Het Franse centralisme maakt plaats voor Joure-West. Jammer. Nederland is klein.

De rotonde van Joure gaat komende jaren op de schop. Er komen fly-overs voor in de plaats en de Geert Knolweg krijgt op- en afritten die ongetwijfeld de naam Joure-Oost zullen dragen. Het kan mij niet meer schelen. Zonder dat bord was Joure Joure toch al niet meer. Alleen jammer dat na het verdwijnen van de laatste snelwegrotonde van Nederland de eeuwige bocht naar links er straks niet meer zal zijn.

joureBeeld: Google Streetview

2013-09-02T15:00:33+00:002 september 2013|Het lege asfalt|