Links gaan…

Een lange sliert forensen staat aan één kant van de roltrap. De linkerhelften van de treden glanzend leeg. Het kan nog, anno 2014. Het is zo’n moment dat mijn teleurstellingen in de Hollandse samenleving eventjes vergeten zijn. Lichtpuntjes met het gevoel ‘het kan wel!’ Als ik nu zou willen, kan ik rennen. Met twee treden tegelijk de roltrap op. Wat een mooie gedachte, ik moet zelfs de neiging onderdrukken, terwijl ik toch ruim op tijd ben voor mijn trein.

Het is een beeld dat ik alleen maar ken vanuit de Londense tubes. Als kind leerde ik al: Britten hebben altijd een paraplu en wachten netjes in de rij. Zelfs op de eindeloze roltrappen van de hoofdstedelijke Underground staan de Engelsen keurig achter elkaar. Je pikt de toeristen er zo uit. Gesprekken worden onderbroken, om na een minuut van zwijgende colonne weer voortgezet te worden. Op een roltrap sta je nu eenmaal achter elkaar.

In Nederland heerst het adagium “wie het eerst komt…”. Dus is het ellebogenwerk bij roltrappen, perrons, ingangen van de Bijenkorf tijdens de Doldwaze dagen, de kassa bij de Albert Heijn. Jaren geleden besloot NS-Poort, die over de stations gaat, dat de Nederlanders hierin maar eens opgevoed moesten worden. Met blauwe stickertjes werd de reiziger gemaand om op de roltrappen de Engelse code te hanteren. Links gaan, rechts staan. In Amersfoort werd het wat experimenteler aangepakt: er werden rode en groene voetstappen geschilderd op de roltrap van het eerste perron. Niet te missen.

Ik weet nog dat ik het zinloos vond. De Nederlander in het OV is niet te sturen. Geduld en fatsoen zijn allang verloren. Een vreemd, dierlijk soort kuddegedrag is hier norm geworden. Zeker op de momenten dat de dienstregeling van de NS flink van slag is en er onduidelijkheid is over de volgende trein lijkt alles geoorloofd op roltrappen en bij treindeuren. En als je er wat van zegt kunnen blikken direct doden.

Tot die ene ochtend in Amersfoort. Ik kwam erachter dat de campagne niet voor niets is geweest. Met de rij eenlingen boven me kreeg ik weer een sprankje hoop op de terugkeer van het fatsoen (iets wat de laatste tijd toch al een issue is, getuige de roep om fatsoen in de financiële sector). Zou het een trend worden? Ik was weer een ietsiepietsie meer trots op mijn positie als Hollandse forens. Met een glimlach stapte ik de roltrap af.

In dezelfde week nam ik bij uitzondering een keer een trein om een uur of twee ’s middags. Bij de roltrap bleek mijn prille geloof in het Hollandse fatsoen een illusie. Geen enkel stukje van de roltrap was onbenut. Roltrapfatsoen is kennelijk alleen op het drukste moment van de dag, in de spits, van toepassing. Wat een vreemd land is dit toch.

20140216-192736.jpg

2014-02-16T20:00:22+00:0016 februari 2014|Straattheater|

Voorbijganger

De man zit achterin tram 7. Zijn haar lijkt op dat van Lambiek. Drie haren links en drie haren rechts op zijn ronde gezicht. Zijn grijze pantalon hangt op zijn navel en is boven veel breder dan onder om zijn ronde buik goed te kunnen omsluiten: een vormeloze oudemannenbroek. Hij staart wezenloos uit het raam en laat de Kinkerstraat aan zich voorbijglijden. Hij heeft een rauw gezicht, maar zijn blik staat vriendelijk, de scherpe kantjes zijn er inmiddels wel vanaf. Tussen zijn benen een boodschappentas van dik zwart linnen met een leren hengsel, van het degelijke soort. Een gouden horloge schittert aan zijn rechterarm. Op zijn linkeronderarm een verschoten tattoo, een getekende herinnering aan vervlogen tijden.

Welke herinneringen tekenen deze man? Wat maakt hem tot wat hij is? Zijn gestalte vertelt een verhaal, maar ik weet niet welke. Als de tram optrekt zie ik een glimp van wat de man vroeger was. Gretig drukt hij op de knop. Hij komt kwiek overeind om zich bij het hekje van de achterdeur op te stellen. Bij de Jan Pieter Heijestraat komt de tram tot stilstand en stapt de man uit. Nu is het weer de man op leeftijd. Behoedzaam neemt hij elke trede en landt hij op het smalle perron. Het gaat niet meer zo gemakkelijk als vroeger, maar hij heeft zich er volledig mee verzoend.

De deuren sluiten en de tram trekt andermaal op. De man draait meteen achter de tram langs de straat op. Zonder te kijken steekt hij over. Daarna kijkt hij wel drie, vier keer om, alsof hij zeker wil weten dat de tram echt verder gaat zonder hem. De brug op, de Witte de Withstraat in. Als de tram de hoek om gaat zie ik de grijze gestalte opgaan in het publiek van de Kinkerstraat. Vlak daarvoor kijkt hij nog één keer op. Dan is hij weer een van die duizenden Amsterdammers geworden. En ik denk aan die ene loodzware zin die mij vroeger al werd ingeprent: wij zijn allen voorbijgangers. Dat blijkt maar weer.

20140209-155703.jpg

2014-02-09T19:00:27+00:009 februari 2014|Straattheater, Treinleven, Van verstandhouding|

De glans van de historie

Het Malieveld is het mooist is als er niet wordt geprotesteerd. De stilte van de modderige vlakte echoot het protest van een half miljoen landgenoten, leuzen scanderend tegen de kruisraketten, onderwijsvernieuwingen en allerlei andere misstanden. Op de achtergrond ruist het verkeer van de uit de stadswegen ontspruitende A12.

Tussen het Malieveld en het Centraal Station ligt een uitloper van het Haagse Bos, de Koekamp. De kleinschaligheid van het park contrasteert met zijn grote buurmannen, het Malieveld en het Centraal Station. Vijvers, veldjes en slingerende paden wisselen elkaar af. Vroeger was de Koekamp ‘buiten’ voor de Hagenezen. Het werd door de graven van Holland gebruikt voor de jacht. Nu is het een stadsparkje dat vooral bedoeld lijkt voor voorbijgangers die zich van en naar het station bewegen. Ik ben zo’ n voorbijganger. Over knisperend grind gaat mijn weg noordwaarts, richting de stilte van het Malieveld.

Op de Koekamp staat een boom. Om precies te zijn: een oude Paardekastanje. Kaal vanwege het winterse seizoen is de omvang van zijn kruin in volle glorie te bewonderen. Toch gauw een meter of twintig. Dat een boom zonder bloesem en bladeren al zo indrukwekkend kan zijn. Gezien de dikte van stam, toch minstens een meter, moet deze jongen de tijd van de runderen en jagende graven van Holland nog hebben meegemaakt.

Bij bomen vraag ik me altijd af wat ze in hun lange leven al hebben gezien. Als een stille getuige slaat deze Paardekastanje al tientallen jaren de Haagse vooruitgang gade, vanaf zijn stek op de Koekamp. De bouw van de ministeries in de jaren ’90, de bouw van het centraal station in de jaren ’70, de aanleg van de A12, de bouw van het provinciehuis. En natuurlijk de eindeloze stromen voorbijgangers, stelletjes, zakenmannen, ambtenaren, expats, Hagenezen en Hagenaars, en de slierten van ontevreden landgenoten van en naar het Malieveld. Jarenlang het gegons van het Malieveld. Ontelbare leuzen tegen allerlei onrecht hoorde deze boom vanaf zijn stek op de Koekamp.

Niets is minder waar. Deze boom staat hier pas een jaar of vijftien. Hij heeft altijd een meter of 80 verderop gestaan, maar moest wijken voor de Koningstunnel die eind jaren ’90 werd aangelegd. De verplaatsing van de boom werd een indrukwekkende onderneming die in het Guiness Book of Records terecht kwam. Een enorme sleuf werd gegraven waardoor het groene gevaarte met wortels en al werd getrokken naar zijn nieuwe plek. En met succes, want inmiddels is het wortelstelsel al verdrievoudigd, vertelt de site van het bedrijf dat de klus klaarde.

Tsja.

Niets is wat het lijkt. Zelfs een eeuwenoude boom blijkt een illusie. Ik kijk nog eens naar de kolossale kruin. Het blijft toch een verrekt mooie Paardekastanje. Een wonderlijk staaltje schepping. Maar de glans van de historie is er wel vanaf.

In gedachten vervolg ik mijn weg. De stilte van het Malieveld roept. De graven van Holland zijn gauw vergeten.

20140127-080327.jpg

2014-02-03T10:43:42+00:003 februari 2014|De vooruitgang|