15 minutes of fame

Amersfoort. Net op tijd gehaald. Gauw een plek zoeken. Ah, dit hoekje is nog vrij. Haar domein. Jas uit en op het haakje. Waarom zijn die treinhaakjes zo lastig ’s morgens? Grote nepleren damestas op de stoel. Ze schudt haar vlassige haar in model. Het is nog nat van de ochtendlijke douchebeurt. Verder een slordige outfit: wonderlijk dat elk knoopje van het vaalblauwe bloesje het juiste knoopsgat heeft weten te treffen vanochtend. Om de spijkerbroek een onduidelijk bandje. Het zou bedoeld kunnen zijn als een riem. Misschien ook niet. De trein komt in beweging en de deodorant komt uit de tas. Een moment van beneveling. Heel even maar. En dan weer terug in de wereld van de trein.

Iets eten. Ja, een boterham. Muziekje erbij zou wel fijn zijn. Ipodje uit de tas. Even zoeken en draaien naar de goede playlist. Dopjes in de oren. Ah. Veel beter zo. En lekker ook, zo’n boterham. Zijn er nog appjes? Even op de telefoon kijken. Nee, nog niemand online. Bij eten hoort drinken. Een felrode hippe drinkflas met zuignap komt tevoorschijn. Ferme slokken terwijl Den Dolder aan ons voorbijschuift. Ontbijt ook weer achter de kiezen. O nee, vitaminepilletje vergeten. Klik, zo uit de strip gedrukt. Het ronde pilletje kan nog net met de laatste slok van de smoothie mee. Klaar. Triomfantelijk belandt de fles op zijn dop op het smalle tafeltje dat ons scheidt.

Bilthoven komt in zicht. De bouwput van het station. Maar geen tijd om er naar te kijken. Er zijn belangrijker dingen dan een fietstunnel in aanbouw. Tijd voor wat verzorging. Uit de tas komt materiaal dat op een operatiekamer niet misstaat. Oordopjes even uit. Eerst de wimpertang. Even zorgvuldig krullen, dit is een precisiewerkje. Dan de mascara. Spiegeltje. Schilderen in concentratie. De rest van de coupé bestaat even niet. Dan het ontspannen uitademen. Het zit er weer op. Nergens uitgeschoten. Het kan er weer mee door voor vandaag. Hoe is het buiten? Waar zijn we inmiddels?

Ipodje kan weer aan. Even een momentje van ontspanning, afleiding in een boek. Karen Slaughter, fijn voor de maandagmorgen. Station Overvecht. Moet wat om handen hebben. Iets te kauwen. Een kauwgompje. Handig, ook meteen een frisse adem. De trein mindert vaart. Het boek kan weer in de tas. Is het droog of kan de paraplu er meteen weer uit? Jas in elk geval vast van het haakje. Klaar om op te staan zodra de trein het station binnenschuift.

“Dames en heren, over enkele ogenblikken komen wij – geheel volgens dienstregeling – aan op Utrecht Centraal.” Het is weer gelukt. Ze heeft het gered. De dag kan beginnen.

dopper

2014-03-24T07:00:11+00:0024 maart 2014|Straattheater|

Gezocht: plek voor idealen

Elke stad heeft zijn hangplek. Een smoezelig achterafparkje. Een stukje stad waar niemand zich druk om maakt. Vergeten door beleidsmakers, op zomeravonden ingenomen door jongeren die elkaar wat te vertellen hebben. “Tussenland” wordt het ook wel genoemd. Iedereen heeft wel zo’n plek, een achteraflandje waar je heen ging met vrienden. Om te praten over meisjes. Om samen te drinken, samen te huilen. Het zijn de rafelrandjes, de mooiste stukjes stad.

Amsterdam had de Diemerzeedijk. De achterkant van Amsterdam, met uitzicht op de havens, de flats van Diemen, de energiecentrale en aan de andere kant de havens aan het IJ. De Amsterdamse schrijver Nescio beschreef begin vorige eeuw al, toen al die uitzichten er nog niet waren, het doelloze hangen aan de Diemerzeedijk perfect in zijn boek Titaantjes.

De titaantjes zijn vijf jongens, vol idealen. Ze hangen bij elkaar op een zolderkamertje, in het Sarphatipark, in de Zandvoortse duinen, aan de Diemerzeedijk. Ze steken elkaar de loef af met hun recacitrantie en non-conformisme, maar komen uiteindelijk allemaal keurig terecht. Nescio’s werk is doordrongen van het verzet tegen het conformeren aan de maatschappij. De angst voor de burgerlijkheid die van alle tijden is. De Diemerzeedijk is een van de belangrijkste decors van het boek:

“En dan gingen we de zon op zien komen aan de Zuiderzee, behalve Kees, die naar huis ging. Hoyer klaagde over de kou, maar Bavink en Bekker wisten nergens van. Die zaten op de stenen onder aan de zeedijk met de ogen half dicht en keken tussen hun oogharen door naar de dansende gouden pijltjes die de zon in ’t water maakte.”

Nescio voltooide zijn Titaantjes in 1914. Honderd jaar later is er veel gebeurd. De Diemerzeedijk werd afgesneden van de stad door het Amsterdam-Rijnkanaal. Het gebiedje werd het een van de smerigste stukjes van Nederland, een vuilstort, het afvalputje van Amsterdam. Vanaf de dijk staar je niet meer over de Zuiderzee, maar op de hippe huizen van IJburg. Gebouwd voor mensen die zich hebben geconformeerd aan de normen van de maatschappij. Je kijkt recht de burgerlijkheid in. De vuilstort werd gesaneerd en het gebied werd omgetoverd tot het keurige Diemerpark. Vanuit Diemen kwam er een slingerende witte brug met ranke pylonen over het Amsterdam-Rijnkanaal: de Nesciobrug. Het Diemerpark werd een park voor de yuppen van IJburg, voor gezinnen met hun Goldenretrievers en jongens van een jaar of twintig. In groepjes, rondhangend aan het water op zoek naar een plek voor hun idealen. Nescio wist het al:

“Het was een wonderlijke tijd. Als ik er even over nadenk, dan moet die tijd nog voortduren, die duurt zolang er jongens van negentien, twintig jaar rondlopen. Maar voor ons is hij lang voorbij”.

Zolang er Titaantjes zijn, zijn er de ongepolijste plekken waar ze hun idealen delen. Het Diemerpark is nu een gepland stukje burgerlijke stad geworden. Nieuw ongepolijst tussenland is weer nodig, en het zal ongetwijfeld gevonden worden. Er is altijd ruimte voor idealen. Die wonderlijke tijd van de titaantjes zal altijd voortduren.

Nesciobrug

2014-03-14T11:30:48+00:0014 maart 2014|De vooruitgang, Ongepland Nederland|