Gewond

De stad Zwolle is gewond. Puin grind en kiezels liggen ingeklemd tussen de gracht van het centrum en de straten van Assendorp. Op de resten van het oude ziekenhuis verrijzen in grijs gasbeton alweer de contouren van nieuwe woningen. Het Dominicanenklooster kijkt er fier op neer, nog grootser dan vroeger. Wat nog rest zijn de stille getuigen van een halve eeuw ziekenhuis.

Weinig herinnert nog aan de plek van pijn, tranen, geluk, calamiteiten, warmte en zorg die dit geweest is. Op het asfalt van de straten van Groot Weezenland vind je nog in vervallen grijs de letters ‘ambulance’, met een pijl voor linksaf. De loeiende sirenes liggen in nog vers in het geheugen van de geveltjes aan de rechterkant, die het ziekenhuis nog gebouwd zagen worden. Langs de Luttenbergstraat staat nog het zusterhuis. In de gevel prijkt het ingemetselde symbool van barmhartigheid: de samaritaan. De losgehaalde stenen aan de rand van de gestalte verraden een vooronderzoek. Krijgen we de Samaritaan onbeschadigd van zijn plaats?

En vlak bij de wat vervallen parkeerplaats langs de gracht verraadt de bushalte het recente verleden. Een grote bushalte in het niemandsland, zo vlak langs de bruisende binnenstad. Gele neonletters. Veel bussen. Zo veel dat op het vertrouwde gele bord de nummers niet eens meer genoemd staan. “diverse lijnen richting station” staat erop. Dat zal met de volgende aanbesteding vast wel verminderen. En daarboven: Isala klinieken. Een vergeten bushalte met de naam van een afgebroken ziekenhuis. Links van mij de torenspits van de Dominicanenkerk. Rechts de Sassenpoort. Achter mij de eerste prefab contouren van vernieuwing. Het zal niet lang duren totdat deze Zwolse wond geheeld is. De bushalte krijgt dan ongetwijfeld een naam die minder vergankelijk zal zijn, al heeft de tijd daarbij altijd het laatste woord.

2017-09-20T15:00:14+00:0020 september 2017|De vooruitgang|

Jane Jacobs in Apeldoorn

Er is niemand op straat in het Boomblauwtje. Het is twaalf uur ’s middags in Zuidbroek, Apeldoorn. De witte muren nog fris van de oplevering, pikzwarte leistenen daken in scherpe punten. Af en toe steekt één puntdak eigenwijs af tegen het lange zadeldak. Spontane architectuur: we smullen ervan tegenwoordig. Weg met de eenvormigheid. Leve de afwijking!

De achtertuinen grenzen aan een enorme binnenplaats, waar ook de parkeerplaatsen zijn en een kleine speeltuin. De woningen liggen met hun rug naar elkaar toe. Zo kijk je niet bij elkaar naar binnen, maar is er wel ruimte voor ontmoeting. Spelende kinderen. Spontaniteit. Touwtjes in de brievenbus zijn niet nodig. Buren bereiken elkaar langs de achterkant, en de achterdeur is natuurlijk altijd open.

De woorden van oerplanologe Jane Jacobs komen boven: ‘a neighbourhood needs eyes on the street’ (Death and life of great American cities, 1961). Zij pleitte voor functiemenging, zodat er altijd mensen op straat zijn. Leven, op elk moment van de dag. Dagritmes die door elkaar lopen, zorgend voor dynamiek in de stad, een oogje in het zeil. Dat is in het Boomblauwtje wel anders. Het ‘oogje’ gaat niet naar binnenplaats, maar naar de buitenkant van de woonblokken, waar de voorgevels langs smalle wandelpaadjes kijken op een verlaten grasveldje met een door brandnetels overwoekerd bankje.

Klimops zorgt voor een lange groene muur tussen achtertuinen en binnenplaats. De schuttingen fris op de perceelsgrenzen. De vuilnisbakken netjes achter houten deurtjes weggewerkt. Design-lantaarnpalen die de aangeharkte centrale gemeentetuin omzomen. Een zwervend kinderfietsje is het enige dat erop wijst dat er ook wordt gelééfd in deze Funda-brochure. Hoe lang zou het er al liggen? 

De dagritmes van de tientallen gezinnen van het Boomblauwtje lopen ‘in fase’. Om zeven uur collectief onder de douche, om acht uur collectief op de snelweg. Om zes uur aan tafel. Hier wordt alleen ’s avonds en in het weekend geleefd, en dan vooral tussen de eigen vier muren, rug aan rug. Iedereen aan het werk, iedereen naar school. Iedereen hetzelfde ritme, iedereen hetzelfde leien dakje. Althans, zo lijkt het.

2017-09-13T15:50:54+00:0013 september 2017|Ongepland Nederland, Straattheater|

Verwachting

Ze wachten met z’n tweeën. Hangend over het stuur van hun meisjesfietsen. Grote manden voorop. Dikke schooltassen erin. De blikken zijn licht verveeld, maar toch vol verwachting.

Het hoort bij de spandoeken waarop in grote letters staat dat “de scholen weer begonnen zijn”; Scholieren, strategisch op een hoek van de straat, wachtend op hun klasgenoten. In de brugklassen ontstaan nieuwe vriendschappen, op basis van postcode. Groepen groeien, van twee naar drie, naar zes of soms nog meer scholieren. Kleine stroompjes scholieren worden grotere. Een colonne ontstaat, drommend nabij de fietsenhokken van de nieuwe grote school. Gesprekken worden gevoerd. Over muziek. Over de eerste stappen in de liefde. Over die nieuwe van Frans. Over niks.

Ondanks het vertrouwde tafereel kijk ik ervan op, vanuit mijn trein. Deze dames staan midden in een uitgestrekte polder. Plaats van handeling is het Elandpad, in de buurt van Dronten. Het verbindt de Elandweg, een lange boerenweg die van Lelystad naar Dronten en het Ketelmeer loopt, met de woonwijken van Dronten.

Deze dames komen van ver, zijn niet bang voor een stukje fietsen. Het strategisch punt waar hun wegen naar school samenkomen ligt niet op een straathoek, maar in de leegte tussen boerderijen. Het principe is hetzelfde. De schaal is anders. Deze meiden denken groot. Dat zegt iets over mij.

Scholieren op het Elandpad bij Dronten. In een flits schieten ze aan mij voorbij in de platte polder. Eigenlijk heel logisch, maar toch: je verwacht het niet.

2017-09-07T11:45:30+00:007 september 2017|Straattheater|