De lege vlakte van de Binnenrotte staart me aan. De markt van Rotterdam is nog verlaten. Het is vrijdagochtend, een uur of negen. De stad verkeert tussen wal en schip. Het verkeer kalmeert, want de ochtendspits is voorbij. Koffertjes en mantelpakjes zitten weer veilig achter glas. Maar het is nog ver voor tienen, dus het alledaagse binnenstadleven moet nog op gang komen. Winkels zijn nog dicht. Op dinsdag en zaterdag vult de markt dit gat. Daar begint de verkoopdag al om een uur of zeven, acht en is om tien uur al menig koffiekan bijgevuld. De markt smeedt de stadsritmes aan elkaar. Als het nachtleven nog volop aan de gang is klinkt al het hout en het ijzer van de opbouw van de kramen. Als het winkelend publiek nog lang niet uitgewinkeld is klinken dezelfde geluiden en houdt de markt het voor gezien. De avondspits pakt het daarna over, om geruisloos over te gaan in het nachtleven. En zo gaat het al jaren. 24-uurseconomie avant la lettre.
Even verderop, net naast de pannendeksel van station Blaak, staat de nieuwe markthal te glimmen in de ochtendzon. In 2014 opende dit prachtig vormgegeven gebouw. Een overdekte markt wordt er overkoepeld door een kleurrijke schildering en appartementen. Ik ken het fenomeen markthal uit Oost-Europa (waarom kennen we dat hier niet?). Meestal is het een oude veehal ergens achteraf waar de vrouwen al vroeg, zo net na de ochtendspits zullen we maar zeggen, in hun dagelijkse inkopen doen voor de maaltijd van die avond. De betreffende gemeente is de marktkooplui tegemoet te komen door hen een permanent dak te geven, zodat de verkoop altijd door kan gaan, weer of geen weer, want de marges zijn niet groot op de markt. De kramen hebben er geen daken van zeildoek, maar verder is alles hetzelfde als op een buitenmarkt. Chaos, schreeuwende mannen, een sensatie van allerlei onbekende geuren. Zakken vol verse kruiden wisselen af met verse kippennageltjes en varkensneuzen waartussen louche types voor weinig geld je telefoon simlockvrij maken.
Hoe anders is dat in Rotterdam. De markthal heeft een glazen wand en een entree met draaideuren waarin een gemiddeld mantelpakje zich prima thuis voelt. Daarachter zijn geen kramen, maar kleine winkeltjes die doen in kleding, tassen en andere luxe goed. De romantiek van houten planken, ijzeren frames en spanbanden ontbreekt. Het zeil zal er niet doorzakken van de regen. De geur van kippennagels en varkensneuzen moet wijken voor verse espresso. Alles is aangeharkt en opgesmukt. Dit is geen markthal, maar een gigantische boetiek. Een shopping mall. Eentje die bovendien pas om tien uur open gaat, zodat het gat tussen ochtendspits en winkeldag een stil moment blijft. Behalve dan op dinsdag en zaterdag, als de kooplui van de echte markt al vroeg de Binnenrotte bevolken.