Het spitsweerzien

Utrecht Centraal is een pijpenlaatje geworden. Niet de terminal zelf. Daar baden de reizigers in ruimte en licht. Niet voor niets is de term ‘station’ vervangen door ‘OV-terminal’. Een gemiddeld hangar op Schiphol valt erbij in het niets. Uit alles moet blijken dat de reiziger nietig is. Een klein bijtje in een grote korf.

Het pijpenlaatje is het laatste stukje van de terminal dat nog moet worden verbouwd, het gedeelte tussen spoor 5 en spoor 18, waar vroeger het blauwe bord hing. Daar persen de forensen zich over houten planken door een slurf die alle uitzicht op de werkzaamheden en de rest van de samenleving ontneemt.

Te midden van dat alles is de ontmoeting tussen twee vrouwen. Ze hebben elkaar lang niet gezien. Of gisteren nog, dat weet je nooit bij vrouwen. Midden in dat pijpenlaatje, in de massa die ochtendspits heet, krijgen ze elkaar in het oog. Ze lopen elkaar tegemoet – zo goed en kwaad als dat gaat – en omhelzen elkaar. Er klinken enthousiaste gilletjes en wensen. ‘Meid, wat toevállig! Alles goed met je ?’ Dat werk. De bijtjes in de bijenkorf zijn voor een paar seconden toeschouwer geworden in een authentiek toneelstuk: het spitsweerzien. Maar stil staan ze niet. De ochtendspits gaat door.

foto: Hegeman

2015-12-04T10:21:29+00:004 december 2015|Treinleven, Van verstandhouding|

Jannendorp

Vanuit Achterveld rijd je zo Jannendorp in. Jannendorp is eigenlijk geen dorp, maar een straat. Het blauwe bord met witte letters wijst genoegzaam de weg. Graslanden maken plaats voor een enkele boerderij. De huizen volgen elkaar sneller op, meestal verscholen in het groen. En voor het goed en wel op gang gekomen is, is daar het eind van de straat en ligt daar de Emelaarsweg, waarvan het maar de vraag is of die nog bij Jannendorp hoort.

Aan het einde van het Jannendorp staat een ouderwetse waslijn in een tuin. Een roestige paal steekt uit het gras. Drie lange lijnen verbinden de paal met de dakgoot, een paar meter verderop. Wit wasgoed wappert in de voorjaarswind. Ik denk aan de Jannen in Jannendorp. En de vrouwen van de Jannen die de was doen van de Jannen en de Jantjes. Zo ging het vroeger, en zo gaat het nog.

Open en bloot hangt het wasgoed het in de buitenlucht. Als getuige van de huiselijkheid van Jannendorp is het zichtbaar voor iedereen die passeert. Men heeft niets te verbergen. Het geruite ondergoed van hem. het spierwitte hemd van haar. De kindersokjes. Keurig op een rij. De wind duwt het onschuldige katoen allemaal een stukje op. De degelijke houten knijpers houden moedig stand. Ziedaar: in Jannendorp wordt geleefd. Wordt gewerkt, gaat het leven zijn alledaagse gang.

Het plaatje zou compleet geweest zijn als de vrouw des huizes nu naar buiten kwam en zonder enige notie van haar omgeving de was af ging halen. Met een nonchalante, maar vloeiende beweging. Blik op oneindig. Knijpers eraf, hemd in de mand, knijpers in het mandje, en snel weer naar binnen, waar de plicht, of misschien haar Jan, alweer roept. Maar de vrouw des huizes laat zich niet zien. Ze weet maar al te goed dat het huishouden een kwestie van slim plannen is.

2015-05-12T13:01:12+00:0012 mei 2015|Straattheater|

Fransoos

En opeens, op een mooie voorjaarsavond in het buitengebied van Zwolle zie je hem staan. Een BX. Een zilvergrijze Citroën BX. Een beetje verscholen onder een flinke eik staat hij te glimmen in het avondlicht. En aan de bloesem op de motorkap te zien staat hij er al een tijdje.

Auto’s raken mij niet, heb ik mijzelf altijd voorgehouden. De autoRAI is voor mij onontgonnen terrein. Bougies, ABS, kleppen of cilinders…het roept niets op bij mij. Een auto is voor mij wat een computer is voor de gemiddelde 70-plusser. Hij moet het doen, en verder wil ik er geen verstand van hebben.

Maar dit, dit is anders. Onder deze eik staat een stukje Frankrijk. Helemaal in Zwolle beland. Een oud zwart nummerbord siert vertederend de voorbumper. Beelden van Parijse steegjes, en klinkende wijnglazen op lange Franse zomeravonden schieten door mijn hoofd en ik moet denken aan mijn grootvader. Begin jaren ’90 kocht hij een witte BX. ‘Een echte Fransoos!’ riep hij toen hij trots over zijn aankoop vertelde. In de nonchalance waarmee hij het uitsprak, kon ik horen dat hij dat vaker had gezegd. Zijn binnenvaartverleden speelde weer even op in dat soort zinnetjes. Een echte Fransoos. Alsof hij over een of andere ingehuurde bootsman had.

Op een najaarsavond liep hij trots naar buiten en liet me de achtersteven van de BX zien. En vooral hoe die kon opstijgen. Ik was niet onder de indruk, want ik was met dat fenomeen al bekend. Mijn meester van groep 6 reed nog rond in een GSA waarmee hij elke ochtend het schoolplein op kwam brullen. En die had ook zo’n stijgende kont. Nooit helemaal begrepen waar het voor nodig was maar mooi was het wel.

Niet veel later was er het auto-ongeluk. Met opa en oma was niets aan de hand, maar de BX was total-loss. Men vond het niet erg. Want zo’n BX, dat was in no time een hopeloos ouderwetse wagen geworden. Ruim twintig jaar later roept de Fransoos alweer nostalgische gevoelens op. Al zit ‘m dat vooral in de zwarte nummerplaat, dat dan weer wel.

2015-04-28T11:45:25+00:0028 april 2015|De vooruitgang|

Relatief

De Blijhamsterstraat is een smal straatje aan de zuidrand van het centrum van Winschoten en loopt, de naam zegt het al, naar Blijham, een veendorp even verderop. Hoewel Winschoten een bloeiend centrum heeft, schreeuwt de leegstand je hier tegemoet. Er zaten winkels, bovenwoningen. Hier werden verhalen geschreven van nuchtere ondernemers die het Oldambt bedienen. Die bezorgden van Scheemda tot Delfzijl. Er zat een webdesigener (vertrokken). Er zat een stoffeerder (failliet). Hier werd ruzie gemaakt, groeiden kinderen op, werd gelachen, werd geleefd. Wat rest zijn dichtgetimmerde ramen en een enkele passant die de leegstand bewondert of verguist.

Een oma met een kindje passeert mij. ‘ouwe troep! ouwe troep! Ouwe troep!’ roept ze steeds. Haar oma lijkt zich een beetje te generen, maar corrigeert het meisje niet. Verderop, op de hoek bij de torenstraat zitten twee pubers te niksen. De kerel toont zijn ontbloot bovenlijf aan de prille voorjaarszon. Zijn tepelpiercing schittert ervan, maar het maakt geen indruk op het meisje naast hem. Ze staart onafgebroken maar naar zijn scooter. Door dat vehikel ligt de rest van de wereld open. Misschien rijden ze vanavond wel naar Blijham. Of naar Groningen om zich te bezatten op een feest.

Blijhamsterstraat-RosaEverts

Op de Carolieweg is het al niet veel beter, al wordt daar – zowaar – wat nieuws gebouwd. ‘Een aantal panden was zo verouderd dat het maar tegen de vlakte is gegooid. Er was geen beginnen meer aan’ vertelt de barman van de tegenover gelegen kroeg. Er komen nieuwe appartementen in voor jongeren van 18 tot 25 jaar.

Maar Winschoten klaagt niet. ‘Nee, de mensen die klagen, dat is de import’, vertelt de barman. ‘De mensen uit de Randstad enzo. Die klagen. Over leegstand, over geluidoverlast, over krimp. Nee, de mensen hier, die vinden het allemaal best. Wilt u er nog één?’ Met zijn grote lichaam buigt hij over de toog en met een nonachalante beweging vult hij het glas dat prachtig scheef onder de tap hangt. Buiten echoot de kinderstem nog door de Blijhamsterstraat.

Rosa Everts maakt tekeningen van leegstaande panden in Nederland en buitenland. Klik hier voor haar website

2015-04-21T11:07:34+00:0021 april 2015|De vooruitgang, Van verstandhouding|

Markthal: gat in de markt?

De lege vlakte van de Binnenrotte staart me aan. De markt van Rotterdam is nog verlaten. Het is vrijdagochtend, een uur of negen. De stad verkeert tussen wal en schip. Het verkeer kalmeert, want de ochtendspits is voorbij. Koffertjes en mantelpakjes zitten weer veilig achter glas. Maar het is nog ver voor tienen, dus het alledaagse binnenstadleven moet nog op gang komen. Winkels zijn nog dicht. Op dinsdag en zaterdag vult de markt dit gat. Daar begint de verkoopdag al om een uur of zeven, acht en is om tien uur al menig koffiekan bijgevuld. De markt smeedt de stadsritmes aan elkaar. Als het nachtleven nog volop aan de gang is klinkt al het hout en het ijzer van de opbouw van de kramen. Als het winkelend publiek nog lang niet uitgewinkeld is klinken dezelfde geluiden en houdt de markt het voor gezien. De avondspits pakt het daarna over, om geruisloos over te gaan in het nachtleven. En zo gaat het al jaren. 24-uurseconomie avant la lettre.

Even verderop, net naast de pannendeksel van station Blaak, staat de nieuwe markthal te glimmen in de ochtendzon. In 2014 opende dit prachtig vormgegeven gebouw. Een overdekte markt wordt er overkoepeld door een kleurrijke schildering en appartementen. Ik ken het fenomeen markthal uit Oost-Europa (waarom kennen we dat hier niet?). Meestal is het een oude veehal ergens achteraf waar de vrouwen al vroeg, zo net na de ochtendspits zullen we maar zeggen, in hun dagelijkse inkopen doen voor de maaltijd van die avond. De betreffende gemeente is de marktkooplui tegemoet te komen door hen een permanent dak te geven, zodat de verkoop altijd door kan gaan, weer of geen weer, want de marges zijn niet groot op de markt. De kramen hebben er geen daken van zeildoek, maar verder is alles hetzelfde als op een buitenmarkt. Chaos, schreeuwende mannen, een sensatie van allerlei onbekende geuren. Zakken vol verse kruiden wisselen af met verse kippennageltjes en varkensneuzen waartussen louche types voor weinig geld je telefoon simlockvrij maken.

Hoe anders is dat in Rotterdam. De markthal heeft een glazen wand en een entree met draaideuren waarin een gemiddeld mantelpakje zich prima thuis voelt. Daarachter zijn geen kramen, maar kleine winkeltjes die doen in kleding, tassen en andere luxe goed. De romantiek van houten planken, ijzeren frames en spanbanden ontbreekt. Het zeil zal er niet doorzakken van de regen. De geur van kippennagels en varkensneuzen moet wijken voor verse espresso. Alles is aangeharkt en opgesmukt. Dit is geen markthal, maar een gigantische boetiek. Een shopping mall. Eentje die bovendien pas om tien uur open gaat, zodat het gat tussen ochtendspits en winkeldag een stil moment blijft. Behalve dan op dinsdag en zaterdag, als de kooplui van de echte markt al vroeg de Binnenrotte bevolken.

2015-01-29T13:33:58+00:0029 januari 2015|De vooruitgang|

(Af)waardering

Wie vanuit Amersfoort naar Hoevelaken wil neemt de Hogeweg, een grote doorgaande weg die al in het centrum begint. De gemeente wil de Hogeweg afwaarderen. Bij afwaarderen denk ik aan beursgenoteerde bedrijven en ingewikkelde financiële producten. Maar een weg afwaarderen, dat kan dus ook. Slopen, smaller maken, langzamer maken. Het is iets wat we in Nederland nog steeds niet echt gewend zijn, gewend als we zijn aan groei, groter en meer. Hoewel de afwaardering van wegen al met de aanleg van ons snelwegennet, in de jaren ’60 en ’70 al aan de orde was. Grote provinciale verbindingen, zoals de Zuiderzeestraatweg tussen Amersfoort en Zwolle, werden in één klap teruggebracht tot lokale dorpsweg. De afwaardering als achterkant van de groei.

De Hogeweg in Amersfoort staat aan de vooravond van dit hele gebeuren. Het betere, snellere en grotere ligt verderop: het verkeer van Amersfoort naar Hoevelaken rijdt straks over de Energieweg, een brede vierbaansweg die in een flauwe bocht langs het nieuwe bedrijventerrein de Wieken loopt. Het asfalt zal er gitzwart zijn, de strepen helder wit en het geheel wordt vast en zeker omzoomd met jonge boompjes die nog een extra paal nodig hebben om rechtop te blijven staan. Je moet ergens beginnen als nieuwe weg.

Bedrijven langs de Hogeweg

Bedrijven langs de Hogeweg

Voor de Hogeweg is dat allemaal lang geleden. Het is in de jaren een flinke laan geworden. Hoge bomen flankeren de lijn van de weg. Je ziet paard en wagen er nog zo rijden. Of een oude Ford op een vergeelde foto, waarin dan in ouderwets blokkerig lettertype linksonderin ‘Hoogeweg’ staat. Grote rookpluim. Glimmende kap. Keurig geklede mensen die een ritje maken op zondag. De rust die zo’n foto uitstraalt zou wel weer eens terug kunnen keren als de afwaardering van de weg is uitgevoerd. Minder auto’s. Minder verkeersborden. Misschien zelfs wel een smallere weg.

De boerderijen laten hier en daar een open plek vallen. In het hoge gras staan twee geiten tevreden te herkauwen. Alsof de nieuwe tijd niet op een paar meter voelbaar is. Voor hen is de Hogeweg nog het landweggetje dat het vroeger was, zij zijn zich niet bewust van het grote Amersfoort dat om de hoek blijkt te liggen. Gras is immers gewoon gras en hun uitzicht op het moerasgebiedje Bloeidaal heet rustiek te zijn. Op de achtergrond dreigen de vierkante gebouwen van het bedrijventerrein. Amersfoort lonkt naar dit stukje buitengebied. Toch lijken ook de bedrijven voor te sorteren op de afwaardering: in het dichtstbijzijnde pand is een handelaar in oldtimers gevestigd. Het wordt nog wel eens wat met de Hogeweg.

2015-01-19T10:30:28+00:0019 januari 2015|De vooruitgang, Het lege asfalt|

Spontaan

In Arnhem is spontaan een feestaardvarken uit de lucht komen vallen. Het logge beest ligt met zijn rug in het zand op een vergeten hoekje in het centrum van Arnhem, tegenover de bibliotheek. Zijn rode poten en snuit steken de lucht in als teken van totale overgave. Je moet er maar opkomen als kunstenaar, een feestaardvarken. Het beeld is opgesierd met een feesthoedje van grofweg een meter lang, compleet met elastiek voor onder de kin. Het kunstwerk stemt mij vrolijk. Er is nog hoop. Een kunstenaar heeft hier een prachtige kans verzilverd. Het Feestaardvarken is de handtekening van een gedurfde creatieve geest en een stadsbestuur met lef, en dat past Arnhem wel. De prikkeling der zintuigen doet de wintertemperatuur op het kleine pleintje een paar graden stijgen. Leve de kunst.

Het feest der kunst wordt echter gauw verpest door de steen die vóór het Feestaardvarken ligt. Daarop is een bordje bevestigd dat vermeldt dat het hier een kunstwerk betreft (hoezo!?) en dat beklimming op eigen risico geschiedt. Weg spontaniteit. Weg uitspatting van creativiteit. Weg positiviteit. De op Amerikaanse leest geschoeide juridisering doet ook hier zijn intrede. De ambtelijke indekkerij spat ervan af. Om het nog erger te maken staat een kleine meter verderop een tweede bordje. Het ontzegt poepende honden de toegang tot de kleine, rommelige oase in het verder strak bestrate centrum. Honden zijn welkom. Poepende honden niet. De doelgroep die de dienstdoende ambtenaar hier voor ogen heeft, bestaat uit bezorgde ouders en eigenwijze hondenbezitters die niet met hun verantwoordelijkheden om kunnen gaan. Het geloof in de micromaatschappij van Arnhemse centrumbewoners is op het stadhuis tot ver beneden het vriespunt gedaald. Dit is niet de plek om te klagen over hondenbezitters in het algemeen. Wel doet het bordje mij denken aan een hondenbezitter uit mijn jeugd, namelijk mijn eerste buurman. De man, een uit het juiste hout gesneden Amsterdamse buschauffeur, had een grote boxer, Tessa. De hond deed zijn behoefte op commando. ‘Poep Tessa, poep’ riep de man zodra ze op een achterafveldje stonden waar zich de geschikte bosjes bevonden, want poepen, dat doe je in de bosjes. En daar zeeg het norse beest ineen, het natte gras in om zich even te laten gaan in haar primitiefste behoefte. Voor die man en die hond zou het Arnhemse bordje meerwaarde hebben. Maar ja, waar vind je nog zo’n degelijk opgevoede hond?

Het antwoord ligt niet ver, als ik even later langs de etalages van de Vijzelstraat loop. Voor een telefoonwinkel staat een herderachtige hond. Het wacht op zijn baasje, maar is niet vastgemaakt. Uit verveling drentelt het beest maar heen en weer voor de glazen deuren. Zijn riem sleept over de grond en zijn rode penning zwiept kalm onder zijn hals. Af en toe tuurt hij naar binnen, om zeker te weten of de baas zich daar nog wel bevindt. Na een minuut of vijf houdt het beest het niet langer uit en glipt achter een passant aan de winkel in, terug naar de baas. Wat een disicipline. Het zou me niet verbazen als dit beest het pictogram op het betreffende bordje naast het Feestaardvarken nog zou begrijpen ook. En ik zie voor me hoe hij omkijkt en met zijn hondstrouwe ogen zegt: ‘hier niet hé, baas?’. Vervolgens maakt hij rechtsomkeert en wandelt naar de eerste de beste prullenbak waar van die kneuterige strontraapzakjes boven hangen. Want de Arnhemse ambtenarij had werkelijk aan alles gedacht.

2015-01-12T16:18:29+00:0012 januari 2015|Straattheater|