Zichtbaar Kattenkwaad

Soms komt het opeens op me af. Dat gevoel dat er een nieuwe generatie aankomt die weer slimmer is dan de vorige. Het zijn van die kleine dingen waaraan je het merkt. Dat zestienjarigen hele andere dingen doen als toen jij zestien was bijvoorbeeld. Of dat kinderspelletjes tegenwoordig heel anders gaan dan vroeger.

Het Chasséterrein in Breda, in feite een enorme plak asfalt, ligt er kalmpjes bij. Het theater aan de rand van het terrein verkeert in alle rust, het heeft een ander ritme dan ik. Vanavond bruist het er weer, nu is er niemand. Zelfs de vrachtwagens van de artiesten van vanavond zijn nog niet gearriveerd. En dat maakt het terrein alleen maar groter, maar ook minder anoniem. Je wordt immers gezien hier. Niet in de laatste plaats door de bewoners van de appartementencomplexen verderop.

Schots en scheef staan de flatgebouwen geparkeerd boven de golvende vlakte, die stiekem een heleboel geparkeerde auto’s herbergt. Één van de redenen waarom de planologische vakwereld zo verliefd is geweest op het Chasséterrein. Als het gaat om gebiedsontwikkeling is het Chasséterrein een Huzarenstukje. Inmiddels is het ook gewoon ’thuis’ voor een heleboel bewoners van de appartementencomplexen die trots boven het asfalt en de jonge boompjes uittorenen.

Drie jongetjes van een jaar of tien draaien om me heen als ik de ingang van het appartementengebouw nader. Ginnegappend dralen ze bij de lange rijen brievenbussen, waarna ze plots vertrekken op hun fietsjes. Ach. Belletje trekken, het bestaat nog. Temidden van Twitter, Facebook, de Xbox en de Wii is het oer-Hollandse kattenkwaad gelukkig nog overeind gebleven (hoewel inmiddels geschreven met een tussen-n, en dat geeft het gebeuren toch iets formeels, alsof het niet van de straat is, wat niet helemaal past, maar goed). Met een zucht van opluchting gemengd met melancholie denk ik aan mijn eigen jeugd. Het kattenkwaad in de buurt, de besjes, de pijltjes, de flesjes, de geintjes. Wie niet?

Ik ben al bijna de hoek om, als ik me ineens afvraag of deze jochies het wel helemaal begrepen hebben. Wat is er leuk aan belletje trekken bij een appartementencomplex? De gedupeerden drukken in hun comfortabele woonkamers op een knopje, en zien door een cameraatje dat het loos alarm is. Geen voordeur die met een zwaai opengaat. Geen onduidelijk binnensmonds gemompel over buurtkinderen en kattenkwaad, helemaal niets krijgen ze mee, deze jongens. Ze hebben zelfs niet de kick van het wegrennen. Een steegje om in weg te duiken ontbreekt ook, en bovendien hebben ze fietsjes. Ze zijn zeker weten gezien, deze Bredase jongens. Ze zijn niet te missen op de grote asfaltvlakte van het Chasséterrein.

Maar ze vluchten niet. In al hun onschuldigheid steken ze het grote plein over. Of is het arrogantie? Het lijkt voor hun wel routine geworden. Ook het belletje trekken is onderhevig aan een efficiencyslag. Een verplicht nummer, dat nog even moet gebeuren voordat de Xbox wacht. Lekker makkelijk, met al die brievenbussen bij elkaar. Liever heel veel mensen een beetje half pesten, dan één keer gepakt worden. Dit is kattenkwaad anno 2013. Nee, het échte kattekwaad stamt uit de tijd van voor de tussen-n. Maar of deze jongens nu lui zijn, of juist heel slim, dat kan ik op dat moment daar in Breda even niet beslissen.

brievenbussen Chassé

2013-12-06T10:00:42+00:006 december 2013|Straattheater|

Betekenis

De tijd geeft een plek betekenis. Neem nou Harderwijk. Het ligt om de hoek maar je komt er nooit. Ik denk vis. Ik denk Dolfinarium. En dat was het wel met Harderwijk. Mijn trein stopte er dit voorjaar volkomen onverwacht. Er was iets aan de hand. Het station was voor mij nog niet te zien, maar de voorkant van de trein zou ongetwijfeld langs een perron staan. Een ziekenauto was in aantocht om een onwel geworden man op te vangen.

De coupé wachtte af. Men keek gelaten voor zich uit of staarde verveeld in een telefoon. Ik keek naar buiten. Mijn uitzicht bestond uit een grote boom. Hij stond nét te ver weg om te kunnen zien met welke soort ik te maken had. Maar het was een mooie boom. Groot, symmetrisch en met een ronde kruin, voor zover ik dat vanachter het glas kon zien. De bloesem net uitgebloeid, een zee van groen. Iets wat half oktober al onvoorstelbaar ver weg lijkt.

Tussen de straat en het spoor ligt een stukje niemandsland zoals je dat zoveel ziet langs het spoor. Rozenbottelstruiken. Een frisgroen hek van firma Heras. Naast de boom een rijtje woningen uit de jaren zestig, bescheiden uitgevoerd met smalle kozijnen, maar met grote raampartijen die zowel begane grond als eerste verdieping beslaan. Raampartijen. Mooi woord is dat, raampartijen. Alsof het er elke dag feest is.

Het zou bij elkaar best aardig zijn als de regen er niet zijn troosteloze indruk op achterliet. Ik tuurde door het raam, waarop de schuine striemen plaats hadden gemaakt voor sijpelende streepjes die mijn beeld vervormden. De boom bibberde er een beetje van. Ik bekeek hem nog eens, hopend op een aanwijzing en een helder moment. Is het een beuk? eik? plataan? Ik kon er geen wijs uit worden. Ik gaf het op. Dan maar iets anders. Ik keek door de coupé heen naar de overkant. Een troosteloze parkeerplaats lag er nat te regenen. Mijn wereld werd kleiner en kleiner en ik dacht aan een gedichtje van Annette de Vlieger (Het Genietschap)

“elke doorkijk benemend
maken dikke stromen regen
het treinraam tot wereld”

Alsof het loslaten van mijn aandacht een teken was, werd de motor weer aangezet. Met een licht schokje kwam de trein weer in beweging. Harderwijk gleed langzaam onder mij vandaan.

De boom en de raampartijen staren mij nu regelmatig aan, ook al passeert mijn trein met een flinke gang de grote bocht bij station Harderwijk. Telkens denk ik aan die troosteloze middag in mei. Een middag die een man misschien fataal werd en waarop een gewone boom in een gewone straat voor mij bijzonder werd. De tijd geeft een plek betekenis.

foto: Gerard Stolk

foto: Gerard Stolk

2013-10-21T10:00:14+00:0021 oktober 2013|Straattheater, Treinleven|

Rusland in Nederland

Voor mooie namen moet je in Drenthe zijn. Ruinen bijvoorbeeld. Prachtige naam. Doet meteen denken aan landerijen, bosranden en knisperende fietspaden. En wat te denken van het Dwingelderveld, met vlakbij het buurtschap Lhee? Je wilt het liefst in de auto springen en erheen rijden. Proeven hoe de krentenbollen van de lokale bakker smaken. Een krant kopen in Dwingeloo. Je weet wel.

De veenontginning heeft ook mooie namen opgeleverd. Hoekige namen, tijdens de ontginning ter plekke gegeven door de opzichter van dienst, die ook niet wist hoe die boederijen verderop in het veld heetten. Zo kon het gebeuren dat een gehucht ineens Pesse of Zwartschaap genoemd werd. Of Nieuw Moscou. Of Siberië, want ook in Drenthe was diepdonkerrood de kleur van de veenarbeiders en bovendien waren de omstandigheden allerminst om over naar huis te schrijven.

Nieuw Moscou. Een gehucht, zes boerderijen onder de rook van Hollandscheveld. Naar verluid kwam er een Rus wonen die er een nieuw leven wilde opbouwen en zo kwam het aan zijn naam. Hoe zou het er zijn? Zou Lenin er nog op de schoorsteenmantel staan? En dan Siberië. Ik was ooit met mijn vader in Siberië. We reden door Drenthe en fietsten de dorpen aan elkaar als kralen aan een ketting. Koekange. Nieuw Balinge. Geesbrug. Zwinderen. Dorpen met zingende namen.

We kwamen van Pesse en de Boerenveensche plassen. Links van ons de rookpluimen van de VAM en rechts de industrie van Hoogeveen. Siberië lag op onze route, de weg tussen Stuifzand en Tiendeveen. Een straatnaambordje was niet te vinden. Het enige dat wij hadden was een kaart met een klein slingerend weggetje erop. Is dat de weg naar Tiendeveen en Nieuw Balinge?

De man die wij de weg vroegen, was oud en leek nergens heen te gaan. Midden in het open veld bleef hij staan om ons op te wachten. Ondanks de warmte droeg hij een pet, zo’n boerenpet die pas de kop opduikt als je ver voorbij Amersfoort de Randstad uit bent. Zo één die daarom af en toe helemaal hip is. Ik moet opeens aan Giel Beelen denken die in zijn eentje die pet weer cultiveerde.

Slechts één weg waren wij van Tiendeveen verwijderd. ‘Maar het is een weg die nogal bochtig is’, riep de man. We bedankten hem en sloegen ferm linksaf. Tiendeveen lonkte. We namen de eerste bocht en het voelde heerlijk. Soms is een bochtige weg precies wat je nodig hebt om verder te komen.

20131010-212829.jpg

2013-10-14T10:00:41+00:0014 oktober 2013|De vooruitgang, Straattheater|

In het gelid

Maandagochtend, de Dappermarkt bouwt op. Een lange slinger van kramen vult de Dapperstraat. Telefoonhoesjes en panty’s komen tevoorschijn uit dozen en kisten. Hier en daar klinkt al zacht muziek, maar vele kramen zijn nog leeg. Werknemers zitten met bungelende teenslippers verveeld te wachten tot hun baas en het te verkopen goed arriveert. Het zijn zonder uitzondering mannen. Mannen met petten. Mannen met snorren. Mannen met grijs haar in een staart. Mannen met grote, knoestige handen. De mannen van de markt, wat moet de Dappermarkt zonder hen?

Op het terras van McDonalds slaan de vaste gasten het ritueel van het opbouwen gade onder het genot van een kopje goedkope koffie. Ondertussen wordt er zacht gepraat. Een man op een scooter komt aangereden en verstoort de rust. ‘Effe lachen Appie!’ roept hij luidkeels en hij grijnst erbij zoals dat alleen lukt als je goed uitgeslapen bent.

Appie staat met zijn groentekraam op de hoek recht voor het terras. Hij heeft kort licht grijzend haar en een vlotte spijkerbroek. Zijn kraam is als een van de weinigen al piekfijn op orde. De bakjes aardbeien keurig in het gelid, de prei stram rechtop. De spitskolen met de punt omhoog. Appie neemt zijn zaken serieus, dat zie je zo. Hij reageert niet op de man op de scooter. In plaats daarvan loopt hij naar zijn Mitsubishi Pajero en haalt hij geroutineerd nog wat overbekende blauwe marktkratjes uit de glimmend zwarte MPV. De achterbank staat er vol mee. De peren en aubergines detoneren flink in zo’n moderne auto. En de auto zelf is ook een vreemde eend in de bijt te midden van alle verroeste busjes en aanhangers tussen de kramen.

Na een minuut of vijf te hebben toegekeken, besluit de man op de scooter weer te gaan. Er is weinig gezegd. Hij draait zijn scooter en onder een gelaten ‘sorry Appie’ vertrekt hij weer. Appie kijkt niet op of om en legt nog wat trossen bananen recht. Hem kan niets gebeuren. Hij is klaar voor weer een dag op de Dappermarkt. Er zullen nog heel wat mannen op scooters passeren vandaag.

2013-09-23T10:15:20+00:0023 september 2013|Straattheater|

Er hangt iets in de lucht

Het is zondagmiddag en de lucht betrekt boven het Kaaiplein in Oude-Tonge, één van de grotere plaatsen op Goeree-Overflakkee. Er zit regen in de lucht, dat merk je aan alles. De wolken krijgen donkergrijze randen en rollen razend langs de hemel. Zij die nog op straat zijn, versnellen hun pas. Er gaat iets gebeuren, er hangt iets in de lucht. Ik mag die sfeer wel, zo verwachtingsvol en tegelijk gelaten, want er iets aan veranderen kun je toch niet.

Het Kaaiplein is het centrale plein van Oude-Tonge. Vroeger was hier de havenkom. Pakhuisjes herinneren aan levendige handel. De handelskade verderop ligt braak, in afwachting van nieuwe appartementencomplexen. Een enkele kroeg en hotel-restaurant zorgen voor een beetje reuring. Langs het Kaaiplein ligt het overblijfsel van de haven: een smalle vaart vol bootjes die Oude-Tonge met het water, het Volkerrak, verbindt. Halverwege de vaart ligt een slapersdijk waarin een smalle en diepe sluis ligt weg te roesten. Daarachter gaat de vaart over in wat ecologen een watergang zouden noemen. De natuur tiert er welig. tussen het riet is het watertje nog net breed genoeg voor de motorjachten uit het dorp. Een stukje verderop ligt de dijk, de waker, die Oude-Tonge het zicht op het water ontneemt, onderbroken door een nog smallere en diepere sluis. Het laatste beetje haven-gevoel dat er nog was ebt weg. De strijd tegen het water wint het van folklore.

Ik loop vanaf het Kaaiplein langs de kroegen de Voorstraat in. Aan het einde van de straat doemt de Hervormde kerk op, een kloek gebouw met een flink verzakte toren. Het is inmiddels kwart voor zes. Uit alle hoeken en gaten komen de kerkgangers tevoorschijn. De heren in pak, de dames met hoed. Één voor één verdwijnen ze de door de zijdeur, ook al flink verzakt, de kerk in. Een Hyundai I10, type koekblik, stopt voor de kerk en levert nog drie laatkomers af. Het zijn dames op leeftijd. Een voor een stappen ze uit, zetten ze de hoed op en schuifelen ze de kerk in. Het duurt nog een minuut of twee en dan zet het orgel in. De muziek walst door de Voorstraat, maar op straat kun je een speld horen vallen. De eerste regendruppels kleuren de klinkers. Oude-Tonge laat het gelaten over zich heen komen.

20130915-211140.jpg

2013-09-16T09:30:28+00:0016 september 2013|Straattheater|

Noorderplantsoen

Jaren geleden maakte ik kennis met het Noorderplantsoen in Groningen. Ik liep door de Oranjebuurt, en pal achter de Nassaulaan lag daar ineens een grote vijver in het groen: het Noorderplantsoen.

Het Noorderplantsoen is een park met vijverpartijen, paden en lanen. Heel klassiek. Het functioneert als stadspark, maar zo heet het niet. Het stadspark werd pas later aan de zuidkant van de stad aangelegd, en heet stadspárk, met de Groningse klemtoon op het park. Het Noorderplantsoen heeft geen last van klemtoonverwarring. Een plantsoen is immers overal gewoon plantsoen.

Er zijn taferelen zoals in elk park. Studenten op de trappen langs de vijver, de wilgen hangend in het water. Een dame op leeftijd die de voorbijgangers aan zich voorbij laat gaan, haar hondje fier naast haar, zittend op de bank. En een koffietent met de mooiste naam van Nederland: ‘Jantje zag eens pruimen hangen’ – inmiddels is die naam alweer verleden tijd. Zonde, want die naam maakte indruk, die eerste keer in het Noorderplantsoen.

Ik liep het fietspad af, dat nog druk was voor een park. Maar niet voor het Noorderplantsoen. Dat is geknipt voor grote stromen fietsers. Het is een perfecte verbinding van het noorden naar het westen van de stad. Zó perfect zelfs, dat de Ronde van Italië het plantsoen in zijn proloog had opgenomen. De renners vlogen vanuit de Ebbingestraat zó het plantsoen in passeerde de straten die het park kruisen, zonder dat je er erg in hebt. Kerklaan, Moesstraat, en uiteindelijk de Wilhelminasingel.

Ik deed de route net omgekeerd en kwam uit bij de Nieuw Ebbingestraat. Daar trof ik een fontein in de vorm van een gezicht, een beeld dat mij om diverse redenen nog lang zal heugen. Zo moest ik er laatst nog aan denken, toen ik in het Amsterdamse Oosterpark voor het gedenkbeeld ‘de Schreeuw’ voor Theo van Gogh stond. Ook zo’n gezichtsprofiel. Ook zo’n blauwgroene kleur. Maar zonder fontein toch niet helemaal compleet.

Ik keerde om en deed het park nog een keer, want het was beslist de moeite waard. De Moesstraat, het gezicht op de Nieuwe Boteringestraat. De vijver. ‘Jantje’ en de fietsers. De Kerklaan. De dame met haar hond, inmiddels twee bankjes verder. De hangende studenten, de skatende tiener en tot slot de kinderspeelplaats vlakbij de Nassaulaan. Thuisgekomen deed ik de radio aan en hoorde ik het nieuws over twee vliegtuigen die twee torens hadden doorboord, en ik was blij dat ik die dag dat Groningse park had leren kennen.

foto: Gideon de Kok

foto: Gideon de Kok

2013-09-10T09:30:57+00:0010 september 2013|Straattheater|

Rotbocht

Er zit een man in een strandstoel. Het is een vijftiger en hij heeft blauwe linnen gympen aan. De strandstoel is van het ouderwetse rieten type met een halfrond dak waar je helemaal in kunt verdwijnen. Zo eentje waarbij je meteen aan de jaren ’50 denkt, toen gezinnen niet aan het strand gingen bakken, maar ‘naar zee’ gingen. De strandstoel staat alleen niet op het strand, maar voor La Ropa, een damesmodezaak in hartje Zwolle. De stoel en de man kijken uit over de Oude Vismarkt, waar de avondzon de klinkers kleurt.

De man belt. Of nee, hij voert een gesprek. Een keurig gesprek. Er wordt netjes geïntoneerd, vriendelijk glimlachend afgewacht en het gaat over reizen en kunst. Gallery’s in London, Ateliers in Berlijn, want dat is zo’n leuke stad. Een keurig gesprek in die strandstoel. Zo hoor je ze zelden meer.

Voor zijn neus ligt de straat in een bocht, die loopt van het Gasthuisplein naar de Nieuwe Markt. Het is geen mooie bocht, die bocht. Je voelt aan alles dat het niet klopt. Onoverzichtelijk – want scherp – en fietsers rijden er af en aan. Het gaat alle kanten op, als muggen in de schemering. Hij is door beleidsmakers bedacht bedoeld om het autoverkeer te dwingen het centrum weer uit te gaan. De Oude Vismarkt wordt erdoor afgesloten. Niets herinnert meer aan de vroegere situatie toen de Oude Vismarkt en het Gasthuisplein in elkaars verlengde lagen en met een gracht aan elkaar verbonden waren. Alles wat rest is die gekke bocht. Ik wist niet dat een bocht wrevel op kan roepen, maar deze kan het.

De man laat al bellend zijn blik glijden over de Oude Vismarkt en het verkeer dat voor zijn neus de bocht neemt. Mensen met tassen vol aankopen, jongeren op scooters. Een enkele auto. Zijn hoofd beweegt zachtjes van rechts naar links. Zou hij het ook zo’n rotbocht vinden?

Dan komt zijn vrouw naar buiten. Het is een nette vrouw, even keurig als het gesprek van haar man. Ze heeft een glimmende blouse aan. In haar nek hangt een prijskaartje. ‘Ja of nee?’ vraagt ze. De man voert ongestoord zijn gesprek.
‘Ja of nee?’ Haar stem klinkt nu dwingender, lichte ergernis klinkt al door.
De man kijkt op maar is er met zijn gedachten niet bij. Hij kijkt dwars door zijn vrouw en haar bijna-nieuwe aankoop heen. Zelfs een afwezig ‘hmmm’ kan er niet vanaf.

De vrouw druipt af en wenkt dat de man naar binnen moet komen. De man doet wat hem gezegd wordt: hij rondt af. ‘Zal ik doen, jij ook, ook aan de kids.’ Een keurige afronding van een keurig gesprek. De man stapt naar binnen en ondergaat het lot dat elke getrouwde man wel kent.

Verderop speelt een accordeonist zachtjes terrasmuziek voor de gasten van Brasserie Jansen. De klanken echoën tussen de muren van het straatje naar de synagoge. Ik loop erheen en werp een vluchtige blik door het raam van La Ropa. De man staat besluiteloos tussen de confectie. Ik durf te wedden dat hij terugverlangt naar dat bochtje, ook al is het nog zo’n rotding.

strandstoel

2013-08-19T10:53:32+00:0019 augustus 2013|Straattheater|

Ver weg

Elke komkommertijd heeft zijn eigen dier. Zodra de bouwvak begint, is het wachten op de eerste signalementen. In 2013 leek het even om een wolf in de Noordoostpolder te gaan. Er was veel onduidelijk. Wild? Tam? Uitgezet? Toeval? Expres? Duits? Pools? Eén of meerdere?
Kortom: mist rond de wolf. Gegarandeerd succes in de media die volop aan het speculeren slaan. Met een persconferentie kwam daar abrupt een einde aan. En toen was de lol er ook meteen af. Gelukkig was er een paar weken later ineens Arki.

Arki de zeehond was verdwaald en maakte een tocht door het Groene Hart. Het beestje werd voor het eerst gezien in het Amsterdam-Rijnkanaal in de buurt van Schalkwijk, dat vlakbij Houten ligt. Het Amsterdam-Rijnkanaal wordt door beleidsmakers ook wel afgekort tot ARK en zo werd de zeehond al gauw Arki gedoopt. Even later werd Arki gesignaleerd in Alphen aan den Rijn en daarna onder de rook van Kudelstaart in de Amstel, zo grofweg tussen Ter Aar en Uithoorn. Om precies te zijn: bij het Nieuwveens Jaagpad.
Doe het hem maar eens na.

Ik nam deze mededeling tot mij bij ‘broodje Mokum’, een broodjeszaak annex koffiehuis op de Rozengracht in Amsterdam. Behalve uitstekende uitsmijters hebben ze daar ook een ruime sortering kranten voorhanden. De hele voorraad lag geconcentreerd op een tafeltje bij een oudere heer. Slechts een voorkatern van het AD en een klein stukje Telegraaf lagen op de leestafel, of dat wat daarvoor moest doorgaan. Op het Telegraafkatern stond een kaart met een rode lijn.

Dan heb je me.

De rode lijn betrof de ‘vermoedelijke route’ van Arki. En die loopt van Schalkwijk via Alphen aan den Rijn naar de Amstel. Netjes getrokken via de waterwegen die zoal voorhanden zijn tussen die plaatsen, en dat zijn er nogal wat. Nu juich ik kaarten in de krant over het algemeen toe, maar dit exemplaar gaf mij een onbevredigend gevoel. Een vermoedelijke route van een zeehond door het Groene Hart. Is dat niet wat al te veel speculatie? Het zou overigens ook om 2 zeehonden kunnen gaan. Dan is er helemaal geen spake van een route, maar van een groot toeval. Toch was het een mooie rode lijn. Een route die je niet zelf uit zou kiezen. Schalkwijk. Alphen. Nieuwveen. Nieuwveens Jaagpad.
Toch maar eens heen.

Een mooie rode lijn, maar verder ben ik snel door het dunne katern heen. Wat te lezen? De oudere heer is inmiddels diep verzonken in een NRC-Next. De “Dag In Dag Uit” achterop de Volkskrant ligt daaronder al te pronken. Achterin de zaak, bij het raam van de Eerste Bloemdwarsstraat, zitten twee mannen met nog een stukje Telegraaf. Ze zijn druk in gesprek met de krant in de hand en ze zien er niet uit alsof ze vriendelijk een krant afgeven. Buiten schijnt de zon uitbundig en nieuwe klanten dienen zich aan op het terras. Een krant is verder weg dan ooit. Misschien wel net zo ver als de Waddenzee voor Arki. Of Schalkwijk voor de gemiddelde Amsterdammer. En dat terwijl er toch één groot kanaal rechtstreeks van Amsterdam naar Schalkwijk gaat. Tsja, de geografie van Nederland zit raar in elkaar.

broodjemokum

2013-08-12T17:00:55+00:0012 augustus 2013|Straattheater|

Voor de bel binnen

De bel gaat en de Rijnhuizerbrug gaat open. Niets bijzonders.

De Rijnhuizerbrug is een gewone brug in Nieuwegein, of eigenlijk in Jutphaas, een van de oude dorpen waar Nieuwegein in de jaren ’70 omheen is gebouwd . De ophaalbrug is netjes beige geverfd, heeft mooie roodwitte slagbomen en langs de kant een klein vlonder waar ’s zomers een terras op staat. Een brugwachter is nergens te bekennen. Waarschijnlijk is dat een mannetje in een saai kantoor ergens in Utrecht.

Jutphaas lijkt ook een gewoon dorp te zijn. Het oude gemeentehuis staat er nog, een statig grachtenpand van het formaat ‘fors woonhuis’ langs de Vaartsche Rijn. Op het kleine bordesje staan twee betonnen leeuwenkoppen. Het bordje eronder vertelt dat er in de oorlog een vuurgevecht is geweest in Jutphaas. Zes mensen en de kin van de linkerleeuw sneuvelden. Het waren heftige tijden.

De straat van het gemeentehuis, de Herenstraat, is de straat waar het gebeurt in Jutphaas. Of misschien wel in heel Nieuwegein. Tapperij ’t kruikje zit er, en verderop café biljart De Zwaan en cafetaria ‘het geveltje’. Recht tegenover de brug, op het hoekje met de Nedereindseweg zit een ijssalon die Toscane heet. Op het onvermijdelijke houten bankje ervoor zitten een opa en oma met hun kleinkinderen te genieten van een ijsje. Al schijnt de zon niet echt, het doet zomers aan.

Twee schepen komen de Vaartsche Rijn afgevaren, en dus moet de Rijnhuizerbrug open. De bel gaat. De opa en oma kijken op, hun kleinkinderen ook. De slagbomen gaan neer. En dan komt ze eraan.

Ze komt vanaf de overkant aangereden. De vrouw is van middelbare leeftijd en heeft haast. Veel haast. Ze heeft geen tijd voor de Rijnhuizerbrug. Maar de bellen rinkelen al. Een schel en indringende rinkel. Zo dwingend als een schoolbel. De vrouw bedenkt zich geen moment en fietst nog net ineengedoken onder de slagboom door. Nog net op tijd.

Maar voor de tweede slagboom is ze te laat. Wat nu? Vliegensvlug stapt ze af, en behendig kantelt ze haar fiets en duwt die bukkend onder de gesloten slagboom door. Ze stapt weer op en met een grote boog verlaat ze het brugdek. Ze kijkt even naar de opa en oma en de kleinkinderen. Haar gezicht laat een mengeling van triomf en  schuldgevoel zien. Want er zijn wel kleine kinderen bij.

Achter haar kantelt het brugdek langzaam omhoog en schuift het Overijsselse motorjacht Odin er al onderdoor. De onderkant van het brugdek blijkt knalrood te zijn.

IMG_0263

2013-07-15T12:50:19+00:0015 juli 2013|Straattheater|

Zomerzin

Acht uur: ochtendspits in Utrecht. In een rustige beweging stroomt een sliert forensen door de nieuwe stationshal. Er wordt weinig gezegd. Het is nog te vroeg voor de levendigheid van studenten, kinderen en dagjesmensen. Mannen in pakken bellen opzichtig, maar hun stemmen die in de trein nog zo overheersend waren, vervliegen nu in de grote ruimte. Iedereen heeft zijn eigen gedachten. Men maakt zich op voor de werkdag.

Door de plotselinge warmte is het kalmer dan normaal. Het voelt zwoel aan, een voorbode van de warme dag die komen gaat. Iedereen lijkt te beseffen dat rustig aan doen het verstandigst is, al zal menigeen in perfect gekoelde kantoren weinig mee krijgen van de meditterane temperaturen.

Meegevoerd in de stoet van lotgenoten droom ik weg. De rust, die stilte, terwijl honderden mensen het station bevolken: dit kan Utrecht niet zijn. Dit is een stad ver weg. Mediterraans? Amerikaans? In elk geval een stad waar Nederlanders uit de toon vallen door hun opzichtige aanwezigheid. Een stad waar mensen gedempt met elkaar van gedachten wisselen, een stad waar mensen zich aanpassen aan de omstandigheden, aan het weer of het verkeer.

Voor het Beatrixtheater slaat de menigte rechtsaf, in de richting van het Jaarbeursplein. De zon brandt al in mijn gezicht. Op de grond liggen tegels in onregelmatig patroon en voor mij ligt een grote bouwput waar het één en al bedrijvigheid is. Dit is een warme stad ver van hier. Ik ben in het buitenland. Barcelona? Boedapest? Als een toerist daal ik de roltrap af.

Onderaan de roltrap klinkt muziek. Een man met een zongebruinde leren huid speelt accordeonmuziek – hij weet op welk uur zijn doelgroep passeert – en daarachter staat een man met een karretje broodjes te verkopen. Een meeneemontbijtje voor de immer vluchtige forens. Het past in het plaatje: ik ben inmiddels allang niet meer onderweg naar kantoor, maar naar een kiosk om een Nederlandse krant – het zal wel weer een Telegraaf worden – te kopen. Daarna nog even een supermarkt zoeken voor een halveliterflesje cola en dan zijn we klaar voor Montmartre, het Alhambra of de San Marco.

Ik stap op de fiets en ontwaak. Een meisje met een grote zonnebril rijdt me bijna omver. Verderop claxonneert een zilvergrijze stationwagen omdat de bus naar Gorinchem voorrang neemt. Utrecht komt weer op mij af. Het kantoor waar ik naar onderweg was komt weer in het vizier.

Maar ik voel de zon nog met dezelfde kracht op mijn gezicht. En heel even sluit ik mijn ogen en komt dat gevoel weer terug. De kalmte van Utrecht Centraal. Mijn kantoordag zal niet meer hetzelfde zijn. Mijn zomer is begonnen.

SanMarco

2013-07-09T11:00:53+00:009 juli 2013|Straattheater|